Jos de Mul. Informatietechnologie als morele mediator. Over verdwijnen en verschijnen van de ethiek in de informatie- en communicatietechnologie. In De verleiding van de ethiek. Over de plaats van morele argumenten in de huidige maatschappij, redactie I. Devisch and G. Verschraegen. Amsterdam: Boom, 2003,121-137.

Jos de Mul en Irma van der Ploeg. Internet & Privacy. In: Stavros Zouridis, Paul Frissen, Nicole Kroon, Jos de Mul en Johan van Wamelen (red.), Internet En Openbaar Bestuur, Den Haag 2001, 56 p.

 

Jos de Mul. Afstand in filosofisch perspectief. In: Stavros Zouridis, Paul Frissen, Nicole Kroon, Jos de Mul en Johan van Wamelen (red.), De belastingdienst: ICT, afstand en compliance, Den Haag, 2001, 17-23.

Jos de Mul. Information overload. In R. ten Bosch en R. Kaulingfreks (red.), ICT in de beklaagdenbank, Zaltbommel: Thema, 2000, 51-62.

Jos de Mul. Het verhalende zelf. Over persoonlijke en narratieve identiteit. In M. Verkerk (red.), Filosofie, ethiek en praktijk. Liber amicorum voor Koo van der Wal, Rotterdam: Rotterdamse Filosofische Studies, 2000, 201-215.

1 Introductie

Het verhaal heeft de afgelopen decennia een opvallende opmars gemaakt in de mens- en cultuurwetenschappen. Niet alleen de wetenschappen die zich traditioneel bezig houden met de bestudering van verhalen, zoals de literatuur- en filmwetenschap, of waarin het vertellen van verhalen een belangrijke plaats inneemt, zoals de geschiedeniswetenschap, maar ook disciplines als de culturele antropologie, de theologie, de psychologie, de rechtswetenschap en de economie hebben de aandacht gericht op de belangrijke rol die verhalen spelen in het leven van de mens en in zijn culturele scheppingen zoals de kunst, de religie en de wetenschap.[1] “To raise the question of the nature of narrative”, zo vat Hayden White het belang van het verhaal voor de genoemde wetenschappen samen, “is to invite reflection on the very nature of culture and, possibly, even on the nature of humanity itself”.[2] De narratieve wending in de mens- en cultuurwetenschappen is ook niet voorbijgegaan aan de filosofie. Zowel in de analytische als in de continentale tradities is het verhaal een prominent onderwerp van reflectie geworden. In de wijsgerige antropologie en de ‘philosophy of mind’ heeft dit bij auteurs als Ricoeur, MacIntyre en Dennett geleid tot de ontwikkeling van narratieve opvattingen van de persoonlijke identiteit. Volgens de narratieve identiteitstheorie is het verhaal niet alleen een vruchtbare metafoor om de persoonlijke identiteit te beschrijven, maar construeren mensen hun identiteit daadwerkelijk met behulp van (levens)verhalen.

In dit artikel zal ik Ricoeurs model van narratieve identiteit, zoals dat in het laatste deel van zijn trilogie Temps et récit (1985) en in Soi-même comme un autre (1990) is ontwikkeld, situeren in de geschiedenis van het debat over de persoonlijke identiteit dat sinds Descartes de filosofische gemoederen in beweging heeft gehouden. Mijn betoog vangt aan met een analyse van de verschillende connotaties van het begrip (persoonlijke) identiteit, en van de antinomie die de reflectie op de persoonlijke identiteit in de moderne wijsbegeerte kenmerkt (§2). Vervolgens bespreek ik Ricoeurs aan Heidegger ontleende oplossing van deze antinomie (§3) en het narratieve identiteitsmodel dat hij in samenhang daarmee heeft ontwikkeld (§4). In de laatste paragraaf ga ik nader in op enkele implicaties van dit model voor de notie van de persoonlijke identiteit, waarbij ik tevens enkele overeenkomsten en verschillen zal aanstippen tussen Ricoers model van narratieve identiteit en de narratieve interpretatie van de persoonlijke identiteit van MacIntyre en Dennett.

Jos de Mul. Virtual Reality as technology, ontology and art. In: R. Riha (ed.) Aesthetics as Philosophy. Proceedings of the XIVth International Congress of Aesthetics. Part 1: Introductionary and Invited Papers, Ljubljana (ZRC SAZU) 1999, 165-184.

Höher als die Wirklichkeit steht die Möglichkeit.
Martin Heidegger

Introduction 

In their millennia-old histories art and technology have always been closely related. It has often been pointed out that the Greeks used the same word - techne - for craft and art and called the craftsman and the artist by the same name: technites.  Like the craftsman, the artist in his creation is dependent on (the mastery of) specific tools. Even the prehistoric artist depended on specific technical knowledge (for example the reddening of yellow pigments found in the cave by burning them), and made use of ingenious tools to engrave and paint figures on the cave walls. Although since Greek culture art and technology have gradually gone their separate ways, the modern artist is obviously no less dependent on technological tools than his prehistoric predecessor. We might even say that artists today, extensively using photography, film, synthesisers, samplers and computers as their tools, are even more than ever dependent on technology. This is especially obvious in the case of virtual reality. It has even been suggested that in virtual reality (VR) art and technology are coming back together again (Pimentel and Teixeira 1993, 229). As Michael Heim states in his book The Metaphysics of Virtual Reality: “Perhaps the essence of VR ultimately lies not in technology but in art, perhaps art of the highest order. Rather than control or escape or entertain or communicate, the ultimate promise of VR may be to transform, to redeem our awareness of reality – something that the highest art has attempted to do and something hinted at in the very label virtual reality, a label that has stuck, despite all objections, and that sums up a century of technological innovations” (Heim 1993, 124). 

Jos de Mul. Transhumanisme - de convergentie van evolutie, humanisme en informatietechnologie. In: G. van Dijk en André Hielkema (red.), De menselijke maat: Humaniteit en beschaving na 2000. Amsterdam: De Arbeiderspers, 1999, 154-189.

Het humanisme (…) is niets anders dan het vertrouwen, dat de geestelijke krachten, die nodig zijn om het leven tot zijn hoogste mogelijkheden te brengen, gewekt worden door de omgang met mensen in heden en verleden, die over die krachten beschikken.

H.J. Pos

Het humanistische gedachtegoed is in de afgelopen eeuwen uitgekristalliseerd via een groot aantal confrontaties en interacties met andere stromingen. Zoals Harry Kunneman terecht heeft opgemerkt zijn de humanisten daarbij in het verleden veelal in het offensief geweest: “Als vertegenwoordigers van een universele mensvisie trokken zij ten strijde tegen traditionalisme en religieus dogmatisme, in naam van waarden als redelijkheid, gelijkwaardigheid, medemenselijkheid en onbelemmerde zelfontplooiing. In die strijd wisten zij de geschiedenis aan hun zijde, de geschiedenis van de westerse beschaving en daarmee ook de geschiedenis van de mensheid, vanaf het stralende begin van de ware humanitas in de antieke cultuur tot en met het uitzicht  op ‘welvaart en welvaren voor allen’ dat door industrialisering, modernisering en verwetenschappelijking geboden werd. Het positieve zelfbeeld van het twintigste-eeuwse humanisme wordt ten diepste door zijn zelfbewuste moderniteit gestempeld, door het trotse besef ten opzichte van religie en traditie de positieve, toekomstgerichte kracht te vertegenwoordigen”.[1] Volgens Kunneman lijken de rollen aan het einde van de twintigste  eeuw omgedraaid. In het bijzonder in de confrontatie tussen humanisme en postmodernisme zijn het de humanisten die in de verdediging worden gedrongen. De humanisten, niet gewend vanuit een defensieve positie te argumenteren, gaan deze confrontatie vaak uit de weg door het postmodernisme gemakzuchtig af te doen als ‘ongebreideld relativisme’ of ‘onvervalst nihilisme’. Volgens Kunneman is dat een weinig vruchtbare strategie, niet alleen omdat het postmodernisme behartigenswaardige kritiek zou hebben geuit op de nauw met het moderne humanisme verstrengelde technisch-wetenschappelijke rationaliteit en het vertrouwen in de maakbaarheid en beheersbaarheid van de wereld, maar vooral ook omdat de postmoderne kritiek wordt gedragen door waarden die in de humanistische traditie een centrale plaats innemen, zoals zelfontplooiing, levenskunst en radicale zelfkritiek. In Kunnemans visie is het postmodernisme een geradicaliseerde vorm van humanisme, die het humanisme in staat stelt humanistische noties als individualiteit, autonomie en gemeenschappelijkheid opnieuw en radicaler te denken (76). 

Jos de Mul. Van Zeno tot Heino. Inleiding in: O. Marquard, Het onvermijdelijke noodlot. Brokstukken van een sceptische antropologie. Kampen: Kok Agora, 1999, 7-20.

Nieuws

Deze website wordt momenteel vernieuwd

Vanwege de transitie naar Joomla 5 en de JA Teline V Magazine template is deze website voorlopig onder constructie. De meer dan duizend items die betrekking hebben op mijn publicaties, lezingen en media-optredens zijn weliswaar nog steeds allemaal te raadplegen, maar bij een deel (veelal oudere) items moeten tekst, afbeeldingen en/of audiovisuele clips opnieuw of alsnog worden toegevoegd. Klik voor details over de opbouw van deze website en het gebruik van de nieuwe database annex zoekmachine de LEES MEER button.

Nieuwe druk Kunstmatig van Nature: juni 2024.

Vanaf de derde druk verschijnt Kunstmatig van nature. Onderweg naar Homo sapiens 3.0 bij Uitgeverij Boom. Delen van dit boek behoren tot de VWO eindexamenstof Filosofie  2024 t/m 2028, die de vraag naar de mens in relatie tot wetenschap en techniek als thema heeft.

Onlangs verschenen

Boek van de dag

Doorzoek deze website

Contactinformatie