Jos de Mul. Information overload. In R. ten Bosch en R. Kaulingfreks (red.), ICT in de beklaagdenbank, Zaltbommel: Thema, 2000, 51-62.

Jos de Mul. Het verhalende zelf. Over persoonlijke en narratieve identiteit. In M. Verkerk (red.), Filosofie, ethiek en praktijk. Liber amicorum voor Koo van der Wal, Rotterdam: Rotterdamse Filosofische Studies, 2000, 201-215.

1 Introductie

Het verhaal heeft de afgelopen decennia een opvallende opmars gemaakt in de mens- en cultuurwetenschappen. Niet alleen de wetenschappen die zich traditioneel bezig houden met de bestudering van verhalen, zoals de literatuur- en filmwetenschap, of waarin het vertellen van verhalen een belangrijke plaats inneemt, zoals de geschiedeniswetenschap, maar ook disciplines als de culturele antropologie, de theologie, de psychologie, de rechtswetenschap en de economie hebben de aandacht gericht op de belangrijke rol die verhalen spelen in het leven van de mens en in zijn culturele scheppingen zoals de kunst, de religie en de wetenschap.[1] “To raise the question of the nature of narrative”, zo vat Hayden White het belang van het verhaal voor de genoemde wetenschappen samen, “is to invite reflection on the very nature of culture and, possibly, even on the nature of humanity itself”.[2] De narratieve wending in de mens- en cultuurwetenschappen is ook niet voorbijgegaan aan de filosofie. Zowel in de analytische als in de continentale tradities is het verhaal een prominent onderwerp van reflectie geworden. In de wijsgerige antropologie en de ‘philosophy of mind’ heeft dit bij auteurs als Ricoeur, MacIntyre en Dennett geleid tot de ontwikkeling van narratieve opvattingen van de persoonlijke identiteit. Volgens de narratieve identiteitstheorie is het verhaal niet alleen een vruchtbare metafoor om de persoonlijke identiteit te beschrijven, maar construeren mensen hun identiteit daadwerkelijk met behulp van (levens)verhalen.

In dit artikel zal ik Ricoeurs model van narratieve identiteit, zoals dat in het laatste deel van zijn trilogie Temps et récit (1985) en in Soi-même comme un autre (1990) is ontwikkeld, situeren in de geschiedenis van het debat over de persoonlijke identiteit dat sinds Descartes de filosofische gemoederen in beweging heeft gehouden. Mijn betoog vangt aan met een analyse van de verschillende connotaties van het begrip (persoonlijke) identiteit, en van de antinomie die de reflectie op de persoonlijke identiteit in de moderne wijsbegeerte kenmerkt (§2). Vervolgens bespreek ik Ricoeurs aan Heidegger ontleende oplossing van deze antinomie (§3) en het narratieve identiteitsmodel dat hij in samenhang daarmee heeft ontwikkeld (§4). In de laatste paragraaf ga ik nader in op enkele implicaties van dit model voor de notie van de persoonlijke identiteit, waarbij ik tevens enkele overeenkomsten en verschillen zal aanstippen tussen Ricoers model van narratieve identiteit en de narratieve interpretatie van de persoonlijke identiteit van MacIntyre en Dennett.

Jos de Mul en Irma van der Ploeg. Internet & Privacy. In: Stavros Zouridis, Paul Frissen, Nicole Kroon, Jos de Mul en Johan van Wamelen (red.), Internet En Openbaar Bestuur, Den Haag 2001, 56 p.

 

Jos de Mul. Afstand in filosofisch perspectief. In: Stavros Zouridis, Paul Frissen, Nicole Kroon, Jos de Mul en Johan van Wamelen (red.), De belastingdienst: ICT, afstand en compliance, Den Haag 2001, 17-23.

Jos de Mul. 2001: Cyberspace Odyssey. In: Krisis. Tijdschrift voor empirische filosofie, Jrg. 2, nr.2 (2001), 6-29.
 

De lijn is uitgestrekt in één richting, het vlak in  twee richtingen en vaste lichamen in drie richtingen; daarbuiten bestaat geen andere uitgestrektheid, want deze drie zijn alles.

Aristoteles

De vierde dimensie en de niet-euclidische geometrie behoren tot de belangrijkste unificerende thema’s van de moderne kunst en wetenschap.

Linda Henderson
 

1 Een odyssee door ruimte en tijd 2.0

Stanley Kubricks film 2001: A Space Odyssey wordt terecht beschouwd als een van de hoogtepunten uit de geschiedenis van de sciencefiction. De uit 1968 stammende film wordt niet alleen geroemd vanwege zijn grote artistieke kwaliteiten en zijn nog altijd verbazingwekkende (analoge) special effects, maar vooral ook vanwege de ideeënrijkdom die er uit spreekt.[1] Vooral Kubricks indringende visie op de evolutie van het leven en de rol van de techniek daarin heeft nog niets aan betekenis ingeboet.

Zoals alle grote kunstwerken kent deze film meerdere betekenislagen. Toen ik als middelbare scholier de film enkele jaren na de première voor het eerst zag, werd ik vooral gegrepen door het spannende verhaal over de reis van het ruimteschip Discovery naar Jupiter, op zoek naar buitenaards leven. Die reis wordt ondernomen nadat er op de maan een zwarte monoliet is ontdekt die radiosignalen richting Jupiter uitzendt. De bemanning bestaat naast de astronauten David Bowman en Frank Poole uit drie in hibernatie (kunstmatige winterslaap) verkerende experts en een kunstmatige intelligentie, de sprekende en zelflerende boordcomputer HAL.[2] HAL controleert alle functies van het ruimteschip en heeft de eindverantwoordelijkheid voor de gehele missie. Wanneer HAL Bowman en Poole de opdracht geeft het defecte onderdeel AE-35 van de centrale antenne van het ruimteschip te vervangen, ontdekken zij dat het onderdeel geen enkel mankement vertoont. Omdat zij in de veronderstelling verkeren dat HAL van slag is geraakt en misschien nog meer en mogelijk fatale fouten zal maken, besluiten ze zijn hogere functies uit te schakelen. Wanneer HAL daar achter komt, besluit hij de bemanning te elimineren. HAL slaagt erin vier van de vijf bemanningsleden te doden, maar Bowman ziet alsnog kans de boordcomputer uit te schakelen en de reis te vervolgen. Als de Dicovery Jupiter bereikt, vindt er een mysterieuze ontmoeting plaats tussen Bowman en de zwarte monoliet.

De door Kubrick verhaalde odyssee is, net als de Odyssee van Homeros waarnaar de titel van de film verwijst, meer dan het verslag van een avontuurlijke reis van enkele heldhaftige individuen door een onbekende wereld. De film toont enkele cruciale stappen in de odyssee die de mensheid voert door de onmetelijke tijd en ruimte. Het is, zoals ik in de Inleiding met verwijzing naar het programmaboekje bij de video-uitgave al opmerkte, “an epic tale of man’s ascent, from ape to space traveller and beyond” (Kubrick 1997). Hoewel het verhaal fictief is, sluit het nauw aan bij de natuurwetenschappelijke en technologische kennis van deze odyssee ten tijde van de productie van de film.

Jos de Mul. Informatietechnologie als morele mediator. Over verdwijnen en verschijnen van de ethiek in de informatie- en communicatietechnologie. In De verleiding van de ethiek. Over de plaats van morele argumenten in de huidige maatschappij, redactie I. Devisch and G. Verschraegen. Amsterdam: Boom, 121-137.

Jos de Mul. Doom - or the Continuation of the Avant-Garde with Other Means. In Modernity Today. Contributions to a Topical Artistic Discourse, edited by Saskia Bos, Edna van Duyn, Henk Slager and Theo Tegelaers. Amsterdam: De Appel, 2004, 21-29.

Nieuws

Deze website wordt momenteel vernieuwd

Boeken van Jos de Mul

Doorzoek deze website

Contactinformatie