Jos de Mul. Kubistische klanken. De tijdsopvatting in het werk van de Amerikaanse componist Elliot Carter (3), in: Mens en melodie, jrg. 49 (Januari 1994', 40-43.

In de eerste twee artikelen in een reeks van drie over de tijdsopvatting in het werk van de Ame­ri­kaanse compo­nist Elliott Carter (* 1906) heb ik de deconstructie van het klassieke me­trum in zijn composities vergeleken met de transfor­matie van het klassieke tijdsbegrip in de natuur- en geesteswetenschappen, de filosofie, de film­kunst en de romankunst. In dit laatste artikel ga ik nader in op het simultane karakter van de composities van Carter.

Behalve door haar non-verbale karakter onderscheidt de muziek zich met name door haar simul­tane­ïteit, haar vermogen meerdere klanken gelijktijdig te laten klinken, van de muziek, de andere tijds­kunst waarmee we haar in het vooraf­gaan­de artikel vergeleken.  Alvo­rens nader in te gaan op deze simultaneïteit, sta ik eerst een moment stil bij het het vraag­stuk van de expressi­viteit van de muziek. In het voorafgaande citeerde ik Carters uitspraak dat hij met zijn composi­ties telkens een 'overall drama­tic and expressive plan' wil com­muni­ceren. Daaruit komt duidelijk tot uitdrukking dat Carter een aanhanger is van de opvatting dat muziek een vorm expressie is. Het gaat daarbij niet - zoals deze van oor­sprong romanti­sche opvatting vaak wordt misverstaan - om de indivi­duele gevoe­lens van de componist, maar veeleeer om een vormge­ving van stemmingen en emoties. Wag­ner heeft dat in een van zijn artikelen reeds pregnant tot uitdrukking ge­bracht: "Wat de muziek uitdrukt, is eeuwig, oneindig en ideëel; ze drukt niet de harts­tocht, liefde of het verlangen van dat of dat individu bij die en die gelegenheid uit, maar hartstocht, liefde en ver­langen op zichzelf, en dit doet ze in die onbe­grensde gevarieerdheid van motive­ringen, die het uitsluitend en bijzondere ken­merk is van de muziek, vreemd aan en niet uitdrukbaar door een andere taal".1

Jos de Mul. Het temporele sanatorium. De tijdsopvatting in het werk van de Amerikaanse componist Elliot Carter (2), in: Mens en melodie, jrg. 48 (November-December 1993), 620-624.

In het eerste artikel in een reeks van drie over de tijdsopvatting in het werk van de Ame­ri­kaanse componist Elliott Carter (* 1906) heb ik de deconstructie van het klassieke me­trum in zijn composities vergeleken met de transfor­matie van het klassieke tijdsbegrip in de natuur- en geesteswetenschappen, de filosofie en de film­kunst. In dit tweede artikel zal ik deze deconstructie nader toelichten door de structuur van Carters 'tijdscompo­sities' te vergelijken met die van Thomas Manns tijdsroman De Toverberg.

Wan­neer Schopenhauer architectuur bevroren muziek noemt, dan laat deze vergelijking vooral uitko­men welke dimensie de architectuur in vergelijking met muziek ontbeert: die van de tijd. Kenmerkend voor de muziek is de vervloeiende ervaring van de tijd. Het is daarom zinvol­ler de muziek te vergelijken met die kunstvormen die de tempo­rele dimen­sie met de muziek delen. Behalve de filmkunst, die in het eerste deel kort ter sprake kwam, is dat ook vooral de roman­kunst. In zijn lezing Music and the Time Screen ver­wijst Carter, zonder overigens in detail te treden, naar Thomas Manns roman De Tover­berg, die vol­gens hem zijn muzikale ontwik­keling in de jaren vijftig en zestig sterk beïnvloed heeft.1 Het is interessant een moment bij deze roman stil te blijven staan, omdat hij ons in staat stelt nog wat beter door te dringen in de aard van Cartes composi­ties.

Jos de Mul. Vloeibare architectuur. De tijdsopvatting in het werk van de Amerikaanse componist Elliot Carter (1), in: Mens en melodie, jrg. 48, (Oktober 1993), 548-553.

Onlangs wees iemand mij op het motet Nuper rosa­rum flores van de Vlaamse componist Guillaume Dufay, dat in 1436 werd gecom­poneerd ter gele­gen­heid van de inwijding van de dom in Florence. Het bijzondere aan dit vijf­stemmi­ge motet is dat het gebaseerd is op het architectonische ontwerp van de dom. Het motet is als het ware een muzikale verta­ling van de dom; het trans­for­meert de ruimtelijke structuur van de dom tot een ordening in de tijd. Het motet lijkt een omkering te zijn van de beroemde uitspraak van de filosoof Schopenhauer, waarin hij de architec­tuur aanduidt als 'gestolde muziek'. Het motet Nuper rosarum flores zou aldus kunnen worden opgevat als een poging achitectuur vloeibaar te maken. Deze metafoor is geluk­kig te noe­men omdat zij precies uit laat komen wat ont­breekt aan de archi­tectuur (al­thans tot het mo­ment dat een bouw­werk instort) en wat nu juist kenmer­kend is voor de mu­ziek: de vervloeien­de erva­ring van de tijd.

Jos de Mul. Slauerhoff en het romantische verlangen. In: Preludium. Tijdschrift voor literatuur. Themanummer over het werk van J. Slauerhoff onder redactie van K. Fens en G.J. Kleinrensink, Jrg. 8/9 (1992), nr. 4-I, 59-77.

News

This website is currently under (re)construction

Due to the transition to Joomla 5 and the JA Teline V Magazine template, this website is under construction for the time being. The more than a thousand items relating to my publications, lectures and media appearances can all still be consulted, but for some (mostly older) items, text, images and/or audiovisual clips still have to be re-added or added. For details about the structure of this website and the use of the new database and search engine, click the READ MORE button.

Nieuwe druk Kunstmatig van Nature: juni 2024.

Vanaf de derde druk verschijnt Kunstmatig van nature. Onderweg naar Homo sapiens 3.0 bij Uitgeverij Boom. Delen van dit boek behoren tot de VWO eindexamenstof Filosofie  2024 t/m 2028, die de vraag naar de mens in relatie tot wetenschap en techniek als thema heeft.

Just published

Book of the day

Search this website

Contact information