Jos de Mul. Hoe wordt macht uitgeoefend? Geannoteerde vertaling van M. Foucault, How is power exercised?. In: Comenius. Wetenschappelijk tijdschrift voor democratisering van opvoeding, onderwijs, vorming en hulpverlening, nr. 28 (1987), 482-494.
Michel Foucault, 'Hoe wordt macht uitgeoefend? [1]
Sommige mensen beperken de vraag naar het ‘hoe’ van de macht tot een beschrijving van haar effecten, zonder deze ooit te koppelen aan oorzaken of een grondnatuur. Dat maakt deze macht tot een mysterieuze substantie, die zij met schroom ondervragen, ongetwijfeld omdat zij haar liever niet ter discussie stellen. Deze nooit openlijk verantwoorde werkwijze doet de aanwezigheid vermoeden van een zeker fatalisme. Maar duidt dit wantrouwen niet juist op de vooronderstelling dat macht iets is dat bestaat uit drie onderscheiden kenmerken: haar oorsprong, haar grondnatuur en haar uitingen?
Als ik voorlopig de vraag naar het ‘hoe’ een zekere voorkeursbehandeling geef, dan is het niet omdat ik de vragen naar het ‘wat’ en ‘waarom’ wil wegnemen. Het is eerder zo dat ik deze vragen op een andere manier wil stellen; of beter nog: er achter wil komen of het legitiem is een macht voor te stellen die een wat, een waarom en een hoe in zich verenigt. Grofweg gesproken zeg ik dat het aanvangen van de analyse met een ‘hoe’ hetzelfde is als de suggestie dat macht op zichzelf niet bestaat. Op zijn minst roept het de vraag op wat voor inhouden men in gedachten heeft, wanneer men deze alomvattende en verdinglijkte term gebruikt. Vermoedelijk zou men een bijzonder complexe configuratie van werkelijkheden laten ontglippen, wanneer men eindeloos zou blijven steken in de dubbele vraag: ‘Wat is macht?’ en ‘Waar komt de macht vandaan?’ De kleine vraag, ‘Wat gebeurt er eigenlijk?’, hoe plat-empirisch zij ook mag zijn, kan, bij nauwkeurig onderzoek, voorkomen dat een of andere metafysica of ontologie van de macht er van wordt beschuldigd bedriegelijk te zijn; met deze vraag wordt gepoogd de thematiek van de macht kritisch te onderzoeken.
‘Hoe’, niet in de betekenis van ‘Hoe uit zij zichzelf, maar ‘Met welke middelen wordt zij uitgeoefend’ en ‘Wat gebeurt er als individuen (zoals men zegt) macht uitoefenen over anderen?’
Wat betreft deze macht is het noodzakelijk eerst datgene te onderscheiden dat wordt uitgeoefend over dingen en dat in staat stelt deze te veranderen, te gebruiken, te consumeren, of te vernietigen - een macht die voortspruit uit vermogens die inherent zijn aan het lichaam of die geschakeld zijn aan uitwendige instrumenten. We kunnen stellen dat het hier gaat om een vraag naar ‘vermogen’. De macht die we hier analyseren brengt echter relaties tussen individuen (of tussen groepen) in het spel. Want we moeten ons niet laten misleiden: als we spreken over machtsstructuren en mechanismen, dan vooronderstelt dat dat bepaalde mensen macht uitoefenen over anderen. De term ‘macht’ duidt relaties tussen betrokkenen aan (en ik denk daarbij niet aan een nulsom spel maar eenvoudigweg, en voorlopig in de meest algemene bewoordingen, aan een geheel van handelingen die andere handelingen teweegbrengen en die elkaar opvolgen).
Het is ook noodzakelijk machtsrelaties te onderscheiden van communicatierelaties, waarin informatie wordt overgebracht door middel van een taal, een tekensysteem, of enig ander symbolisch medium. Zonder twijfel impliceert communicatie steeds een bepaalde beïnvloeding van. een andere persoon of personen. De productie en circulatie van betekeniselementen kan echter als doel of als consequentie bepaalde gevolgen hebben binnen het bereik van de macht: de laatste zijn echter niet eenvoudig een aspect van eerstgenoemde. Of ze nu wel of niet over de schijf van communicatiesystemen lopen, machtsrelaties bezitten een eigen aard. Machtsrelaties, communicatierelaties en objectieve vermogens moeten we daarom niet met elkaar verwarren. Dat wil niet zeggen dat hier sprake is van drie gescheiden domeinen. Noch dat er aan de ene kant sprake is van een veld van dingen, van geperfectioneerde techniek, arbeid, en de transformatie van het werkelijke; aan de andere kant een van tekens, communicatie, reciprociteit, en de betekenisproductie; en ten slotte dat van de beheersing van de middelen tot dwang, van ongelijkheid en de beïnvloeding van mensen door andere mensen.[2] Er is sprake van drie typen relaties die elkaar in feite steeds overlappen, elkaar wederzijds ondersteunen, en elkaar wederzijds als middelen tot een bepaald doel aanwenden. Reeds de toepassing van de objectieve vermogens in hun meest elementaire vorm impliceert communicatierelaties (in de vorm van vooraf verkregen informatie of van gezamenlijke arbeid); evenzeer is deze toepassing verbonden met machtsrelaties (of deze nu bestaan uit het afdwingen van taken, door tradities of opleiding opgelegde handelingen, taakverdelingen of de meer of minder gedwongen arbeidsdeling). Communicatierelaties impliceren doelmatige handelingen (al is het alleen al het op correcte wijze aanwenden van betekeniselementen) en creëren machtseffecten door het informatieveld tussen de betrokkenen te veranderen. Ze kunnen nauwelijks worden gescheiden van activiteiten sec, of het nu gaat om die activiteiten die de machtsuitoefening mogelijk maken (zoals trainingstechnieken, overheersingsprocessen, de middelen waarmee gehoorzaamheid wordt afgedwongen) of om activiteiten die steunen op machtsrelaties om hun potentieel te ontwikkelen (de arbeidsdeling en de hiërarchie van taken).
Natuurlijk is de coördinatie tussen deze drie typen relaties niet uniform en constant. In een willekeurige maatschappij bestaat geen algemeen equilibrium (evenwicht) tussen doelmatige activiteiten, communicatiesystemen en machtsrelaties. Er zijn eerder verschillende vormen, verschillende plaatsen, verschillende omstandigheden of gelegenheden waarin deze onderling verbonden worden volgens een specifiek model. Maar er bestaan ook ‘blokken’ waarin de toepassing van vermogens, de communicatieve hulpbronnen en machtsrelaties geordende en beraamde systemen constitueren. Neem bijvoorbeeld de onderwijsinstitutie, de schikking van haar ruimte, de minutieuze reglementering die haar interne leven beheerst, de verschillende activiteiten die daarin worden georganiseerd, de verschillende personen die er binnen leven en elkaar ontmoeten, ieder met zijn eigen functie, zijn precies omschreven rol - dit alles constitueert een blok van vermogen/communicatie/macht. De activiteit die de opleiding en de verwerving van vaardigheden of typen van gedrag verzekert, komt hier tot stand door middel van een omvangrijk samenspel van geregelde vormen van communicatie (lessen, vragen en antwoorden, opdrachten, aansporingen, gecodeerde tekens van gehoorzaamheid, differentiërende merktekens voor de ‘waarde’ van personen en niveaus van kennis) en door middel van een hele reeks van machtsprocessen (opsluiting, toezicht, beloning en straf, de piramidale hiërarchie).
Deze blokken, waarin de uitoefening van technische vermogens, het spel van communicatie en de machtsrelaties op elkaar zijn afgestemd volgens weloverwogen formules, vormen, als we de betekenis van het woord enigszins verruimen, disciplines.[3] De empirische analyse van de historische totstandkoming van bepaalde disciplines is daarom bepaald belangrijk. En wel in de eerste plaats omdat disciplines, in een kunstmatig heldere en gezuiverde vorm, tonen hoe objectieve doelmatigheid en communicatie- en machtssystemen aan elkaar kunnen worden gesmeed. Ze laten ook verschillende modellen van geleding zien, waarin soms machtsrelaties en gehoorzaamheid centraal staan (zoals in disciplines van het monastieke en penitentiaire type), soms doelmatige activiteiten (zoals in disciplines van de werkplaats of het ziekenhuis), soms ook communicatierelaties (zoals in disciplines van opleiding), soms ook doordringing van alle drie de relaties (zoals wellicht in de militaire discipline, waar een overmaat aan tekens, tot aan het overbodige toe, verwijst naar hecht aaneengesmede machtsrelaties die op een zorgvuldig berekende wijze een aantal technische effecten beogen te bewerkstelligen).
De disciplinering van de maatschappijen in Europa sinds de achttiende eeuw moeten we vanzelfsprekend niet zo opvatten dat de individuen die er deel van uit maken steeds gehoorzamer worden, evenmin als dat ze samengebracht worden in barakken, scholen of gevangenissen; eerder dat er een in toenemende mate beter gecontroleerd proces van wederzijdse afstemming - steeds rationeler en economischer - van productieactiviteiten, communicatieve hulpbronnen en het spel van machtsrelaties wordt nagestreefd.
Het thema macht benaderen door middel van een analyse van het ‘hoe’ betekent daarom het voltrekken van een aantal kritische wendingen ten opzichte van de vooronderstelling van een fundamentele macht. Als object van analyse worden nu machtsrelaties genomen en niet de macht zelf machtsrelaties die onderscheiden zijn van zowel objectieve vermogens als communicatierelaties. Dit wil zeggen dat machtsrelaties begrepen kunnen worden in de verscheidenheid van hun logische opeenvolging, hun vermogens en hun onderlinge relaties.
Wat vormt de specifieke natuur van de macht?
De uitoefening van macht is niet eenvoudigweg een relatie tussen individuele of collectieve deelnemers, het is een wijze waarop bepaalde handelingen andere handelingen veranderen. Dit betekent natuurlijk dat zoiets als Macht, met of zonder hoofdletter, opgevat als bestaande in een geconcentreerde of verstrooide vorm, niet bestaat.[4] Macht bestaat enkel als handeling, zelfs natuurlijk wanneer zij geïntegreerd is in een ongelijk veld van mogelijkheden dat neergeslagen is in permanente structuren. Dit betekent ook dat macht geen kwestie van overeenstemming is. Op zichzelf betekent zij geen loochening van vrijheid, geen overdracht van rechten, geen delegatie van de macht van ieder aan enkelen (wat de mogelijkheid niet uitsluit dat overeenstemming een voorwaarde kan zijn voor het bestaan of het voortbestaan van macht); de machtsrelatie kan het resultaat zijn van een voorafgaande of permanente overeenstemming, maar het is niet van nature de uitdrukking van een dergelijke overeenstemming.’[5]
Betekent dit dat we het eigen karakter van machtsrelaties moeten zoeken in het geweld dat hun primitieve vorm, hun permanente geheim en hun uiteindelijke bron uitmaakt, in dat wat in de uiteindelijke analyse als hun ware aard te voorschijn treedt, als zij gedwongen worden hun masker af te werpen en hun ware gedaante te vertonen? In werkelijkheid wordt een machtsrelatie gedefinieerd door de omstandigheid dat het een handelingsvorm is die niet direct en onmiddellijk inwerkt op anderen. Zij werkt daarentegen in op hun handelingen: een handeling die inwerkt op handelingen, op bestaande handelingen of handelingen die in het heden of de, toekomst mogelijk kunnen worden verricht. Een geweldsrelatie werkt in op een lichaam of op dingen; zij dwingt, verbuigt, radbraakt, vernietigd, of sluit de deur voor alle andere mogelijkheden. Haar tegenpool kan hier alleen passiviteit zijn en als zij verzet ontmoet is haar enige doel dit te smoren. Een machtsrelatie daarentegen kan enkel worden gearticuleerd op basis van twee elementen die beide onmisbaar zijn wil er van een machtsrelatie sprake zijn: ‘de ander’ (degene over wie macht wordt uitgeoefend) moet volledig en tot het eind toe (h)erkend worden als een persoon die handelt; geconfronteerd met een machtsrelatie wordt een heel veld van antwoorden, reacties, resultaten en mogelijke vonsten opgeroepen.
Vanzelfsprekend sluit het in het spel brengen van machtsrelaties het gebruik van geweld niet uit, evenmin als overeenstemming uitgesloten is; ongetwijfeld kan de machtsuitoefening nooit geheel zonder de een of de ander; vaak zelfs zijn beide tegelijkertijd in het spel. Maar ook al zijn overeenstemming en geweld de instrumenten of het resultaat van machtsrelaties, zij vormen niet het principe of de grondnatuur van de macht. De uitoefening van macht kan zoveel aanvaarding oproepen als gewenst is, het kan de doden opeenstapelen en zich verschuilen achter iedere voorstelbare dreiging. Op zichzelf genomen is machtsuitoefening echter geen geweld, evenmin is het een op impliciete wijze steeds opnieuw verleende instemming. Het is een totale handelingenstructuur gericht op mogelijke handelingen, zij zet aan, brengt teweeg, verleidt, maakt dingen gemakkelijker of moeilijker; in het uiterste geval beperkt of verbiedt zij volledig; zij is desalniettemin altijd een wijze van handelen gericht op een handelend subject of handelende subjecten krachtens hun handelen of hun vermogen tot handelen. Een reeks van handelingen gericht op andere handelingen.
Wellicht is de dubbelzinnige aard van de term gedrag (‘la conduite’) een van de beste hulpmiddelen om inzicht te krijgen in de specificiteit van machtsrelaties. Want ‘gedrag’ betekent tegelijkertijd het ‘leiding geven’ aan anderen (volgens meer of minder strenge dwangmechanismen) en een zich gedragen binnen een meer of minder open veld van mogelijkheden.[6] De uitoefening van macht bestaat in het sturen van gedragsalternatieven en het arrangeren van de mogelijke uitkomst. In de grond genomen is macht niet zozeer een confrontatie tussen twee tegenstanders of de binding van de een aan de ander, als wel een kwestie van leiding/bestuur (‘gouvernement’). Dit woord moeten we in de zeer ruime betekenis verstaan die het in de zestiende eeuw had. ‘Bestuur’ verwees niet alleen naar politieke structuren of het beheer van staten, maar vooral naar de manier waarop het gedrag van individuen of groepen kon worden geleid: het leiden van kinderen, van zielen, van gemeenschappen, van gezinnen, van de zieken. Het behelsde niet alleen de legitiem tot stand gekomen vormen van politieke en economische onderwerping/subjectivering (‘subjection),[7] maar ook meer of minder overwogen en berekende handelwijzen, met als doel de handelingsalternatieven van andere mensen te beïnvloeden. Aldus opgevat betekent ‘besturen’ de structurering van het veld van handelingsalternatieven van anderen. De specificiteit van de machtsrelatie moet daarom niet gezocht worden in de richting van geweld of strijd, noch in die van de vrijwillige band (dit alles kan hoogstens een instrument van de macht vormen), maar eerder op het vlak van die bijzondere handelwijze, die noch oorlogszuchtig noch juridisch van aard is, namelijk die van het bestuur.
Als men machtsuitoefening definieert als een handelwijze die op de handelingen van anderen is gericht, als men deze handelingen karakteriseert als het besturen van de ene mens door de andere - in de ruimste zin van het woord dan neemt men een belangrijk element in de definitie op: vrijheid. Macht wordt alleen over vrije subjecten uitgeoefend, en slechts voor zoverre ze vrij zijn. Hiermee bedoelen we individuele of collectieve subjecten die geconfronteerd worden met een veld van mogelijkheden, waarin verschillende vormen van gedrag, verschillende reacties en uiteenlopende houdingen kunnen worden gerealiseerd. Als het geheel doortrokken is van bepalende factoren, bestaat er geen machtsrelatie; slavernij is geen machtsverhouding wanneer de mens geketend is (in dat geval is er sprake van een relatie van fysieke dwang). Dientengevolge is het niet mogelijk macht en vrijheid tegenover elkaar te plaatsen als zouden zij elkaar wederzijds uitsluiten (‘vrijheid verdwijnt overal waar macht wordt uitgeoefend"), het is een veel ingewikkelder wisselwerking. In dit spel is het best mogelijk dat vrijheid als de voorwaarde voor machtsuitoefening verschijnt (zowel als voorafgaande voorwaarde, want er moet eerst sprake zijn van vrijheid alvorens macht kan worden uitgeoefend, alsook als haar blijvende ondersteuning, want zonder de mogelijkheid van verzet zou macht samenvallen met fysieke beperking).
De verhouding tussen macht en de vrijheid te weigeren zich te onderwerpen kan daarom niet uit elkaar worden getrokken. Het cruciale probleem van de macht is niet dat van vrijwillige slavernij (hoe kunnen we streven naar een slavenbestaan?). In het hart van de machtsverhouding bevindt zich als een voortdurende uitdaging het verzet van de wil en de compromisloze vrijheid. Beter dan van een wezenlijke vrijheid zouden we kunnen spreken van een ‘agonisme’[8] van een relatie die tegelijkertijd door wederzijdse aansporing en door strijd wordt gekenmerkt; minder een confrontatie van tegenover elkaar staande polen die elkaar verlammen als wel een permanente provocatie.
Hoe moeten we machtsverhoudingen analyseren?
Men kan zulke verhoudingen analyseren, of liever zou ik zeggen dat het volstrekt legitiem is om het zo te doen, door de blik te richten op nauwkeurig omschreven instituties. Deze vormen een bij uitstek geschikt observatiepunt, gevarieerd, geconcentreerd, geordend, en voltooid tot in de hoogste graad van doeltreffendheid. Hier mogen we bij een eerste benadering het optreden verwachten van de vorm en logica van hun elementaire mechanismen. Maar de analyse van machtsverhoudingen zoals men ze aantreft in bepaalde welomschreven instituties brengt een aantal problemen met zich mee. In de eerste plaats brengt het feit dat een belangrijk deel van de mechanismen die een institutie in werking stelt, en die ontworpen zijn om haar voortbestaan te verzekeren, het risico met zich mee dat we functies ontcijferen die in wezen reproductief zijn speciaal geldt dit voor machtsverhoudingen tussen instituties. In de tweede plaats loopt men bij de analyse van machtsverhoudingen vanuit het perspectief van de instituties het gevaar de verklaring en de oorsprong van machtsverhoudingen in instituties te leggen, dat wil zeggen macht uiteindelijk uit macht te verklaren. In zoverre instituties ten slotte werken door in wezen twee elementen. in het spel te brengen, expliciete of stilzwijgende voorschriften en een apparaat, riskeert men dat men aan de een of de ander een te bevoorrechte plaats toekent in machtsverhoudingen en hierin slechts modulaties van de wet en van dwang ziet.
Dit neemt het belang van instituties voor de grondvesting van machtsverhoudingen niet weg. Ik zou willen voorstellen instituties vanuit het perspectief van machtsverhoudingen te analyseren en niet andersom, en opperen dat de verankering van deze verhoudingen, zelfs wanneer ze belichaamd en uitgekristalliseerd zijn in een institutie, zich buiten de institutie bevindt.
Laat ons terugkeren naar de definitie van de machtsuitoefening als een manier waarop bepaalde handelingen het veld van mogelijke andere handelingen structureren. Kenmerkend voor een machtsverhouding zou dan zijn dat het een vorm van handelen is die inwerkt op handelingen. Dat wil zeggen dat machtsrelaties diep geworteld zijn in het sociale netwerk, en geen supplementaire structuur ‘boven’ de maatschappij vormen, waarover je mogelijk zou kunnen dromen dat ze volledig verdwijnt. In ieder geval betekent leven in een maatschappij leven op zo’n manier dat het inwerken van handelingen op andere mogelijk is en in feite ook plaatsvindt. Een maatschappij zonder machtsverhoudingen is slechts een abstractie. Terloops zij opgemerkt dat dit daarom de analyse van machtsverhoudingen in een gegeven maatschappij politiek des te noodzakelijker maakt, en wel een analyse van hun historische formatie, de herkomst van hun kracht en kwetsbaarheid en van de noodzakelijke voorwaarden om sommige te wijzigen of andere af te schaffen. Want de stelling dat er geen maatschappij zonder machtsrelaties kan bestaan is natuurlijk niet dezelfde als de mening dat de bestaande noodzakelijk zijn, of dat macht een noodlot vormt in het hart van de maatschappij, zodat die niet zou kunnen worden ondermijnd. Ik zou daar tegenover willen stellen dat de analyse, uitwerking en het ter discussie stellen van machtsrelaties en het ‘agonisme’ tussen machtsrelaties en de intransitiviteit van vrijheid een permanente politieke opdracht is die verbonden is met ieder sociaal bestaan.
Concreet gesproken vereist de analyse van machtsrelaties dat een aantal punten wordt uitgewerkt:
1. Het systeem van verschillen dat het mogelijk maakt op de handelingen van anderen in te werken; verschillen ingesteld door de wet of tradities met betrekking tot status en privileges, economische verschillen in de toeëigening van rijkdommen en goederen, veranderingen in de productieprocessen, linguïstische of culturele verschillen, verschillen in knowhow en competentie enzovoort. Iedere machtsrelatie brengt verschillen aan, die tegelijkertijd haar voorwaarden en resultaten vormen.
2. De typen doeleinden die worden nagestreefd door hen die inwerken op de handelingen van anderen: de instandhouding van privileges, de opeenstapeling van winsten, het vestigen van wettelijk gezag, de uitoefening van een functie of het drijven van handel.
3. De middelen waarmee machtsrelaties in het leven worden geroepen: al naar gelang de macht wordt uitgeoefend onder dreiging van wapens, door de uitwerkingen van het woord, door middel van economische ongelijkheid, door meer of minder complexe controlemechanismen, door toezichtsystemen, met of zonder archieven, volgens al of niet expliciete, vastliggende of flexibele regels, met of zonder de technologische middelen om dit alles te bewerkstelligen.
4. De vormen van institutionalisering: deze kunnen bestaan uit een mengeling van traditionele gewoonten, legale structuren, verschijnselen die samenhangen met gebruiken of mode (zoals men die aantreft in de institutie van het gezin); het kan ook apparaten betreffen die op zichzelf zijn gericht, met specifieke loci (plaatsen, J.d. M./F.v. W.), eigen reglementen, zorgvuldig gedefinieerde hiërarchische structuren en een relatief autonome manier van functioneren (zoals onderwijs of militaire instituties); ze kunnen ook complexe systemen vormen bestaande uit een veelheid van apparaten, zoals in het geval van de staat, waarvan het de functie is iedereen onder zijn vleugels te brengen, een algemeen toezicht en het principe van reglementering in het leven te roepen, en tot op zekere hoogte de machtsverhoudingen te spreiden binnen een gegeven maatschappelijk geheel.
5. De graden van rationalisering: het in het spel brengen van machtsrelaties, opgevat als het handelen in een veld van mogelijke handelingen, kan meer of minder uitgewerkt zijn ten aanzien van de effectiviteit van de gehanteerde instrumenten en de zekerheid van de resultaten (de grotere of minder grote technologische verfijning van de machtsuitoefening) of in verhouding tot de mogelijke kosten (zij het de economische kosten om de middelen toe te passen, of de kosten om te reageren op het verzet dat de machtsuitoefening ontmoet). De machtsuitoefening is geen naakt feit, geen institutioneel recht, noch is het een structuur die in stand blijft of wordt doorbroken; zij wordt voortdurend uitgewerkt, getransformeerd, georganiseerd, en bekleedt zichzelf met processen die meer of minder aangepast zijn aan de omstandigheden.
Men ziet nu waarom een analyse van machtsrelaties binnen een maatschappij niet gereduceerd kan worden tot de bestudering van een reeks instituties, zelfs niet tot de bestudering van al die instituties die de naam verdienen ‘politiek’ van karakter te zijn. Machtsrelaties zijn geworteld in het systeem van sociale netwerken. Dat betekent echter niet dat er een primair en fundamenteel machtsprincipe is dat de maatschappij tot in de kleinste details beheerst; maar, als we de mogelijkheid van handelen met betrekking tot het handelen van anderen tot uitgangspunt nemen (een mogelijkheid die samenvalt met iedere sociale betrekking), en een veelheid van vormen van individuele ongelijkheden, doelen, toepassingen van macht op onszelf of anderen, verschillende gradaties tussen gedeeltelijke of universele institutionalisering, meer of minder vrijwillige organisatie, dan kan men verschillende vormen van macht definiëren. De vormen en specifieke situaties van het bestuur van mensen over elkaar zijn veelvuldig; ze worden opgelegd, kruisen elkaar, stellen hun eigen grenzen, heffen elkaar soms op of versterken elkaar. Het is duidelijk dat in hedendaagse maatschappijen de staat niet eenvoudigweg een van de vormen of specifieke situaties van machtsuitoefening is - ook niet als we hem opvatten als de belangrijkste - maar dat alle andere vormen van machtsrelaties er op een of andere wijze naar moeten verwijzen. Maar niet omdat ze er een afgeleide van zijn; eerder omdat machtsrelaties in toenemende mate onder staatscontrole zijn komen te staan (alhoewel deze staatscontrole niet dezelfde vorm heeft in pedagogische, juridische, economische of gezinssystemen). Als we het woord beheer (‘gouvernement[9]) hier in zijn beperkte betekenis opvatten, zouden we kunnen zeggen dat machtsrelaties in toenemende mate zijn verstatelijkt, dat wil zeggen, uitgewerkt, gerationaliseerd, en gecentraliseerd in de vorm van of onder auspiciën van staatsinstituties.
Machtsrelaties en strategische relaties
Het woord strategie wordt tegenwoordig op drie manieren gebruikt. In de eerste plaats duidt het de middelen aan die gebruikt worden om een bepaald doel te bereiken: het is een rationele opgave gericht op het komen tot een doel. Ten tweede duidt het de manier aan waarop een deelnemer aan een bepaald spel handelt, rekening houdende met zijn verwachtingen van de handelingen van de anderen en zijn inschatting van wat de anderen over zijn eigen handelen denken: het is de manier waarop men probeert een voorsprong op de ander te krijgen. Ten derde duidt het woord de procedures aan die in een situatie van confrontatie worden gebruikt om de tegenstander van zijn gevechtsmiddelen te beroven teneinde hem te dwingen de strijd op te geven; het is hier een kwestie van de middelen die bedoeld zijn om de overwinning te behalen. Deze drie betekenissen komen samen in situaties van confrontatie - oorlog of spelen - waarin het doel is zo te handelen dat het de tegenstander onmogelijk wordt gemaakt de strijd voort te zetten. Een strategie wordt dus bepaald door de keuze van winnende oplossingen. Maar we moeten in herinnering houden dat het hier een zeer speciale situatie betreft, en dat er vele situaties zijn waarin aan het onderscheid tussen de verschillende betekenissen van het woord strategie moet worden vastgehouden.
Verwijzend naar de eerste betekenis die ik heb aangegeven, kan men een machtsstrategie omschrijven als het totaal aan middelen dat aangewend wordt om macht op efficiënte wijze te vestigen of in stand te houden. Men kan ook met betrekking tot machtsrelaties op zichzelf spreken van een strategie in zoverre zij bepaalde handelwijzen met betrekking tot de handelingen van anderen vormen. Men kan daarom de mechanismen die in machtsrelaties in het spel worden gebracht in termen van strategieën interpreteren. Maar het belangrijkst is zonder twijfel de relatie tussen machtsrelaties en confrontatiestrategieën. Want, als het juist is dat er in het hart van machtsrelaties - als hun voortdurende mogelijkheidsvoorwaarde - verzet bestaat en een zekere essentiële hardnekkigheid in naam van de principes van de vrijheid, dan betekent dit dat er geen machtsrelatie bestaat zonder ontsnappings- of vluchtwegen. Iedere machtsrelatie impliceert, ten minste in potentia, een strategie van strijd, waarin de twee krachten elkaar niet beheersen, hun specifieke aard niet verliezen, of uiteindelijk niet ten onder gaan. Beide krachten vormen een soort permanente limiet voor elkaar, een punt van mogelijke omkering. Een relatie van confrontatie bereikt haar grens, haar eindpunt (en de overwinning van de ene partij op de tegenpartij) wanneer stabiele mechanismen het vrije spel van antagonistische reacties vervangen. Door middel van zulke mechanismen kan men, op een tamelijk constante wijze en met een redelijke zekerheid, het gedrag van anderen sturen. Vanaf het moment dat een relatie van confrontatie niet langer een strijd van leven op dood is wordt de fixering van een machtsrelatie een doel zowel haar vervulling als haar opschorting. Omgekeerd vormt de strategie van strijd een grens voor de machtsrelatie, waarachter men handelingen niet manipuleert en opwekt op een berekende manier, maar waar men genoegen moet nemen met optreden achteraf. Machtsrelaties zouden onmogelijk kunnen bestaan zonder verzetspunten, die per definitie ontsnappingsmiddelen zijn. Dienovereenkomstig kan iedere intensivering, iedere uitbreiding van machtsrelaties om het verzet te breken slechts stuiten op de grenzen van de macht. De macht bereikt haar grens ofwel in een handelingswijze die de ander tot volkomen machteloosheid drijft (wanneer de machtsuitoefening wordt afgelost door de overwinning op de tegenstander), ofwel bij een confrontatie met degenen die men bestuurt en bij hun verandering in tegenstanders. Dat wil zeggen dat iedere confrontatiestrategie ervan droomt een machtsrelatie te worden en iedere machtsrelatie op de idee steunt dat zij een winnende strategic is, wanneer zij haar eigen ontwikkelingsgang volgt en tegenstand biedt tegen directe confrontatie.
In feite bestaat er tussen een machtsrelatie en een strategie van strijd een wederzijdse aantrekkingskracht, een eeuwige verbinding en een eeuwige omkering. Op ieder moment kan de machtsrelatie een confrontatie worden tussen twee tegenstanders. Evenzo kan de relatie tussen tegenstanders in een maatschappij op ieder moment plaatsmaken voor de installatie van machtsmechanismen. De consequentie van deze instabiliteit is dat het mogelijk is dezelfde gebeurtenis en dezelfde transformaties zowel van binnenuit te ontcijferen, vanuit het standpunt van de geschiedenis van strijd, als vanuit het standpunt van machtsrelaties. De interpretaties die hier uit volgen bezitten niet dezelfde betekeniselementen, dezelfde verbanden, of eenzelfde begrijpelijkheid, ook al verwijzen ze naar hetzelfde historische weefsel en ook al moeten beide typen analyses naar elkaar verwijzen. Het zijn precies de verschillen tussen deze twee lezingen die de fundamentele verschijnselen van de ‘overheersing’ zichtbaar maken die in een groot aantal menselijke maatschappijen bestaan.
Overheersing is in feite een algemene machtsstructuur waarvan de vertakkingen en gevolgen soms uitlopers hebben tot in de meest verkalkte vezels van de maatschappij. Maar tegelijkertijd is het een strategische situatie die min of meer als vanzelfsprekend wordt aanvaard en geconsolideerd in een lange termijn-confrontatie tussen tegenstanders. Het kan zeker gebeuren dat het feit van overheersing enkel een transcriptie is van een machtsmechanisme als gevolg van een confrontatie en haar consequenties (een politieke structuur die voortspruit uit een invasie); het kan ook zijn dat een relatie van strijd tussen twee tegenstanders het resultaat is van machtsrelaties mèt de conflicten en scheuringen die daar uit voortvloeien. Maar wat de overheersing van een groep, een kaste, of een klasse, samen met het verzet en de revoltes waar zij op stuit, tot een centraal verschijnsel in de geschiedenis van de maatschappijen maakt, is dat ze op het niveau van het totale maatschappelijke lichaam op een massieve en universaliserende wijze de aaneensmeding laten zien van machtsrelaties en strategische relaties en de uit hun interactie voortvloeiende resultaten.