Bard van de Weijer, Kunstmatige intelligentie wordt steeds menselijker (Interview met Jos de Mul). De Volkskrant, 30 december 2017, 25-26.
Door de reuzensprongen die AI maakt is de mens er niet langer zeker dat hij het enige wezen met zelfbewustzijn blijft
Daar heb je het al. Nu wil ze ook nog een kind. De met kunstmatige intelligentie begiftigde robot Sophia wil zich voortplanten, u las het hiernaast al. Zodra AI aan procreatie begint te denken weten we twee dingen zeker: 1) het zelfbewustzijn van AI is kennelijk zo ver ontwikkeld dat het aan nakomelingen begint te denken en 2) de door Stephen Hawking en Elon Musk gevreesde singulariteit (de hypothetische transhumanistische toekomstvisie die ervan uitgaat dat het computerdenken zich zo zal ontwikkelen dat apparaten als Sophia ons met hun denkkracht zullen overvleugelen, met mogelijk allerlei naar bijgevolg, zoals knechting) is nog maar een muizenstapje weg.
Sophia is het bewijs dat kunstmatige intelligentie steeds menselijker wordt. Ze oogt levensecht (al zou er nog iets gedaan kunnen worden aan het eveneens levensgrote gat in haar achterhoofd, en is bij nadere beschouwing haar wezenloos starende blik een uncanny valley ter grootte van de Gorges du Verdon), spreekt levensecht, lijkt enige humor te bezitten alsmede zelfreflectie. En dus een al dan niet gesouffleerde kinderwens. Hoe menselijk wil je het hebben.
Het afgelopen jaar was het jaar waarin AI reuzensprongen maakte richting menszijn. Neem Googles kunstmatig intelligente computer AlphaBlue, die eerder al de wereldkampioen van het onbegrijpelijke bordpel Go versloeg, en die na een harde reset door zijn makers, zichzelf het spel leerde spelen. Dat deed AlphaBlue door op basis van enkele regels uitleg miljarden keren tegen zichzelf te spelen.
De spraakassistenten Siri en die van Google kunnen sinds kort voorzichtige conversaties houden, waarbij ze niet langer lijken te zijn getroffen door acute korsakov zodra je terug komt op een eerder antwoord. Tot voor kort verliep een conversatie met Siri als volgt:
‘Zijn er nog kaartjes in de stadsschouwburg van Deventer voor de staatsopera van Tatarstan?’
- Jazeker
‘Bestel er dan maar drie voor komende vrijdag.’
- Ik geloof dat ik je niet helemaal begrijp?
Deze ergerlijke en gelijktijdig geruststellende domheid is verleden tijd. Want Apples spraakmaatje bestelt sinds kort inderdaad drie kaartjes op de gewenste datum. Met een beetje geluk.
Voor mensen is zoiets heel gewoon. Voor AI is dit een giant leap. Als het onderzoekers nu ook nog lukt de enorme berg data terug te dringen die nodig is om kunstmatig intelligente software te leren een kat te onderscheiden van een strijkijzer, zijn we aardig inde buurt van werkelijk menselijke AI. Daarop vooruitlopend stelde de denker/fysicus Max Tegmark onlangs in de Volkskrant dat robots ook rechten moeten krijgen, een idee dat door anderen als potsierlijk werd bestempeld. De discussie laat in elk geval zien dat de mens er niet langer zeker van is dat hij voor altijd het enige wezen blijft met zelfbewustzijn (al blijkt zelfs dat al niet te kloppen).
Dat AI steeds menselijker wordt, behoeft volgens wijsgerig antropoloog Jos de Mul van de Erasmus Universiteit nauwelijks betoog. ‘We zien ironisch genoeg twee tegengestelde bewegingen: terwijl in de sociale robotica de machine steeds menselijker wordt, benaderen we de mens steeds meer als een machine, zegt hij. Bedrijven als Google, Facebook en Apple doen er alles aan om hun bots menselijke communicatievormen te leren, terwijl mensen steeds meer componenten krijgen ingebouwd die machines (lees: robots) ook hebben, zoals kunstheupen, maar ook bijvoorbeeld bionische ledematen die aangestuurd kunnen worden met gedachten.
‘Ik denk dat AI steeds menselijker wordt, maar het tempo waarin dat gebeurt, wordt overschat’, zegt De Mul. De hype van nu is volgens de hoogleraar vergelijkbaar met die in de jaren vijftig, toen het AI onderzoek onder invloed van Alan Turing een grote vlucht nam. ‘Ook toen dacht men dat denkende machines het binnen enkele generaties zouden overnemen.’
Wat er nu gebeurt op dit gebied is indrukwekkend, vindt De Mul, maar tegelijkertijd hebben we nog altijd geen idee hoe (zelf)bewustzijn samenhangt met de onderliggende processen in het brein, laat staan dat we dat in machines zouden kunnen realiseren. Dat de laatste de mens daarom op korte termijn zal overschaduwen, acht hij niet waarschijnlijk.
‘Gekoppeld aan het menselijke brein zal kunstmatige intelligentie onze cognitieve processen ongetwijfeld diepgaand veranderen, zoals internet dat nu reeds doet en ook het schrift dat heeft gedaan. Waar het schrift opgevat kan worden als de uitbesteding van onze gedachten aan een extern opslagmedium, daar besteden we met de computer en kunstmatige intelligentie de denkprocessen zelf uit. In een steeds complexer wordende wereld is dat onvermijdelijk.’
De Mul is echter niet bevreesd dat superieure AI de mens spoedig zal overvleugelen, zoals Hawking en Elon Musk beweren. ‘Mijn angst is veeleer dat we steeds meer beheerst gaan worden door inferieure AI.’
Misschien moet Sophia haar kinderwens nog maar even uitstellen.