Jos de Mul, Sociale media, China’s nieuwe front. Trouw, 24 november 2012, Letter en Geest, 16-19.
ESSAY Oppositie was makkelijker te onderdrukken toen er nog geen internet of mobieltjes waren. Maar in China zijn critici van de overheid niet de enigen die de nieuwe media gebruiken. Ook de staat komt op ideeën.
De nachtelijke autorit van Zhengzhou Airport naar Kaifeng voert langs een eindeloze serie bouwprojecten. Zover het oog reikt tekenen de fel verlichte torenflats in aanbouw zich af tegen de donkere hemel. Hier wordt dag en nacht gewerkt. Zhengzhou, de aan de Gele Rivier gelegen hoofdstad van de provincie Henan, is niet alleen de bakermat van de Chinese cultuur, maar tevens één van China's dertien nieuwe megalopoleis. Naar verwachting zal het inwonertal de komende acht jaar van drie naar twaalf miljoen groeien.
Gastheer Li Yong informeert tijdens de rit of ik moe ben. Door een defect aan de pilotenstoel van de aftandse Boeing 767 heeft de reis van New York via Amsterdam naar Zhengzhou 82 uur geduurd en heb ik de eerste dag van de conferentie aan de universiteit van Henan over literatuur en nieuwe media, mijn eigen openingslezing incluis, gemist. Ik heb betere dagen gekend. Maar moe zijn is niet echt een optie in het bedrijvige China.
Sinds Deng 'Shopping' in de jaren tachtig de economische liberalisering inzette, schieten industriële centra, nieuwe stadswijken en luxueuze winkelcentra als paddestoelen uit de grond en shopt een snel groeiende middenklasse een postmoderne lifestyle bij elkaar.
Ook op cultureel gebied lijkt er sprake van wat de Chinese leiders aan de vooravond van het 18de nationale congres van de Communistische Partij trots aanduidden als 'de Grote Chinese Renaissance'. De Chinese kunstwereld getuigt inderdaad van een indrukwekkende vitaliteit. Waar de avantgardes van de jaren tachtig en negentig, zoals Political Pop en Cynisch Realisme, zich vooral richtten op Westerse verzamelaars en musea, is inmiddels een bloeiende, nationale kunstmarkt ontstaan. Toen ik begin september op uitnodiging van schilder Lu Yushung de opening van de overzichtstentoonstelling van zijn werk in het Nationaal Kunstmuseum van China (NAMOC) in Peking bezocht, bleek dat een enorm mediaspektakel te zijn, waar celebrities, nouveaux riches en cameraploegen over elkaar heen buitelden. Na de opening werden de gasten naar het monumentale Beijing Hotel gevoerd, waar een flitsende modeshow aan ons voorbij trok. De extravagante, op de schilderijen van Lu geïnspireerde kleding die op de catwalk aan ons voorbijtrok, was ontworpen door de zuster van de schilder. Welkom in de wereld van 'het communisme met Chinese karaktertrekken'.
Lu's knieval voor de commercie doet niets af aan de schoonheid van zijn monumentale doeken. Daarop verkeren traditionele motieven van shan-shui (berg-water) in een gespannen harmonie met abstracte, modernistische elementen uit het Verre Westen. Je zou bijna gaan geloven in de 'harmonieuze wereld' die president Hu Jintao zijn volk en de wereld het afgelopen decennium herhaaldelijk als Chinees ideaal heeft voorgehouden.
De ochtend na de nachtelijke rit naar Kaifeng praatten de organisatoren van de conferentie me bij over de lezingen die ik heb gemist; mijn 'openingslezing' zal ik na het afscheidsdiner houden. Dat moet in China, waar de soep steevast aan het eind van de maaltijd wordt geserveerd, geen probleem zijn.
Hoewel de conferentie gewijd is aan de impact van de nieuwe media op de literatuur, komt de politiek in vrijwel iedere lezing om de hoek kijken. De klassieke massamedia konden door autoritaire regimes vrijwel volledig worden gemanipuleerd, maar in het tijdperk van de sociale media is repressie niet meer zo makkelijk. De voorheen passieve consument is een interactieve prosument geworden.
Het valt me opnieuw op dat vrijwel niemand in de discussie een blad voor de mond neemt. Het is voor een buitenstaander moeilijk te doorgronden waar in China precies de grens ligt tussen wat wel en wat niet gezegd kan worden, maar het is onmiskenbaar dat de grenzen de afgelopen decennia steeds verder zijn verschoven. In 2007 was ik nog verbaasd dat de Chinese vertaling van mijn 'Cyberspace Odyssey' (met bijvoorbeeld het hoofdstuk 'Big Brother doesn't live here anymore'), zonder problemen kon verschijnen. Nu zijn filosofische boeken in China zelden politiek dynamiet. Maar de veranderingen laten zich ook aflezen aan de ontwikkeling in de kunst en populaire cultuur, waar politieke en seksuele thema's – de belangrijkste no go areas in China – ook steeds openlijker en explicieter aan de orde worden gesteld. Maar aan de heerschappij van de Communistische Partij valt nog steeds niet te tornen.
De voortdurende toename van materiële welvaart en persoonlijke vrijheid in de afgelopen decennia vormen waarschijnlijk de belangrijkste redenen dat het grootste deel van de Chinese bevolking die heerschappij accepteert. Daarbij speelt ongetwijfeld ook een rol dat veel Chinezen voor de 'Russische toestanden' vrezen die na een politieke revolutie zouden kunnen ontstaan. 'Eén dak boven het huis!' is een confuciaanse wijsheid die ik in China de afgelopen jaren vaak heb gehoord, zelfs van felle critici van het bewind.
Veel westerse commentatoren meenden dat het Tienanmenprotest in 1989 de omverwerping van het regime beoogde. Maar het was vooral een noodkreet naar de regering om iets te doen aan de voedselprijzen die enorm gestegen waren door de economische liberalisering. De regering reageerde daarop, zoals zij sindsdien zou blijven doen, met een dubbele strategie: krachtig optreden tegen de protesten en tegelijkertijd pogen de oorzaken van de onlusten weg te nemen door verbetering van de leefomstandigheden.
De heftige rellen die onlangs vanwege de extreme werkdruk uitbraken in de Foxconn-fabriek, producent van de iPhone 5, roepen wel de vraag op hoe lang deze strategie nog zal werken. China kampt, juist vanwege de spectaculaire economische ontwikkelingen, met gigantische problemen. Hoewel ook de allerarmsten hebben geprofiteerd van de economische groei, is de kloof tussen arm en rijk groter dan ooit. De arbeidsmigratie van het platteland naar de industriële megasteden heeft een nieuw lompenproletariaat gecreëerd dat vaak onder onmenselijke omstandigheden woont en werkt. Ook de alomtegenwoordige corruptie, met machtsmisbruik gepaard gaande land¬onteigeningen en de vele voedselschandalen voeden de frustraties van de Chinezen.
Na afloop van de conferentie bezoek ik de schilder Yu Huijian in zijn immense atelier in Zhengzhou. Ik was bij mijn bezoek aan NAMOC bij toeval op diens tentoonstelling Suddenly, the Earth gestuit. Een groter contrast met de harmonieuze doeken van Lu Yushung was nauwelijks denkbaar. Apocalyptische, staalgrijze visoenen van industriële landschappen en ecologische rampen, die soms aan de Duitse kunstenaar Anselm Kiefer doen denken. Op sommige doeken lijkt de natuur in de gestalte van een surrealistisch aandoende vogel een tevergeefse guerilla tegen de 'vooruitgang' te voeren. Het werk is inmiddels teruggekeerd in Yu's atelier en het valt me op dat de schilderijen naadloos aansluiten bij het smoglandschap dat Zhengzhou omringt. Hoewel de tentoonstelling lovende recensies kreeg, staan de kopers niet in de rij.
's Avonds spreken we in een bar met een aantal kunstvrienden van Yu Huijian over de rellen in de Foxconn-fabriek. Die vormen slechts het topje van de ijsberg. Volgens recent onderzoek van de Tsinghua universiteit is het aantal rellen, stakingen en andere protestacties sinds het begin van de jaren negentig gestegen van nog geen 9.000 tot ruim 180.000 in het afgelopen jaar.
Daarbij heeft de stormachtige ontwikkeling van de nieuwe media een cruciale rol gespeeld. De Chinese samenleving is zowel postmodern als premodern. De moderne tijd, met een voor het Westen zo kenmerkend 'maatschappelijk middenveld' waarin burgers zich kunnen verenigen in belangenorganisaties en politieke partijen, en een publieke sfeer waarin zij vrijuit informatie en opinies kunnen uitwisselen, had China als het ware overgeslagen. Maar dat is nu veranderd, er is door de nieuwe media alsnog een maatschappelijk middenveld en een publiek debat ontstaan.
De half miljard internetgebruikers, 400 miljoen mobiele-telefoonbezitters en 300 miljoen actieve microbloggers hebben in korte tijd een turbulente publieke sfeer doen ontstaan. Mede doordat je met honderdveertig Chinese karakters ongeveer vier keer zoveel kunt uitdrukken als met het westers alfabet – ruim voldoende, zo stelt kunstenaar en activist Ai Weiwei, voor een novelle of grondwet – is het een van de belangrijkste platforms voor politieke discussies geworden.
De impact daarvan drong pas goed tot me door in mei 2008, toen ik als gasthoogleraar in Shanghai werkte en de aardbeving in Sichuan vanuit China meemaakte. Vroeger slaagde de regering erin lokale rampen uit de publiciteit te houden, nu verspreidden foto's en rampverslagen zich binnen enkele uren via Twitter, Fanfou en andere microblogs over heel China en de rest van de wereld. Dat leidde niet alleen tot talloze spontane hulpacties door Chinese burgers, maar het bracht ook allerlei bouwschandalen in de openbaarheid. Door het gebruik van inferieure materialen ('tofoe-bouw') waren er honderden scholen ingestort, waardoor vele duizenden schoolkinderen de dood hadden gevonden.
In de zomer van 2009 sloot de Chinese regering, mede naar aanleiding van etnische onlusten in Xinjiang en de verwachte protesten vanwege de twintigste verjaardag van het Tienanmenprotest, Twitter af van het Chinese internet. Daarvoor in de plaats kwamen door Peking gecontroleerde Twitterklonen als Weibo. Onwelgevallige berichten over de dalai lama, de verboden religieuze beweging Falun Gong of de miljardenvermogens van de communistische elite worden door internetfilters en een legertje censoren 'geharmoniseerd'. De zware sancties die staan op 'staatsgevaarlijke activiteiten op het internet' dwingen veel gebruikers bovendien tot zelfcensuur.
Dat betekent niet dat de censuur steeds succesvol is. Chinese internetgebruikers blijken in het kat-en-muisspel met de internetcensuur bijzonder inventief. Ze omzeilen de censuur niet alleen door over de Great Chinese Firewall te klimmen (waardoor de Twittergemeenschap in China ondanks het verbod tot de grootste ter wereld behoort), maar ook door een subversief gebruik van klankovereenkomsten. Zo dook in 2009, kort nadat de censuur op Weibo actief werd, het gras-modderpaard op (草泥马, cǎonímǎ) op, een aan de lama verwant fantasiedier, dat onvermoeibaar strijdt tegen de boze rivierkrab (河蟹, héxiè). Hoewel de karakters onschuldig ogen, klinken ze, wanneer ze worden uitgesproken, als de grove verwensing 'neuk je moeder' (cāonǐmā, 操你媽) en 'harmonieus', een verwijzing naar de internetcensuur (héxié, 和谐). Een op het eerste gezicht onschuldig kinderliedje over de dappere strijd van het gras-modderpaard tegen de rivierkrabben blijkt zo het gezag te ondermijnen. Natuurlijk werd het na korte tijd van het net verwijderd, maar het web bleef overspoeld worden met strips, filmpjes en zelfs complete natuurdocumentaires over het gras-modderpaard en aanverwante subversieve fabeldieren. De Chinese censoren draaien overuren.
Vorige maand nog zette de rebelse kunstenaar en sociale media-activist Ai Weiwei, die sinds zijn project over de tijdens de aarbeving in Sichuan omgekomen kinderen steeds uitdagender de confrontatie zoekt met de Chinese overheid (indringend vastgelegd in Alison Klaymans recente documentaire Never Sorry), een cǎonímǎ style parodie op de wereldhit 'Gangnam style' en een cǎonímǎ zelfportret online.
In het werk van nieuwe-mediakunstenaars als Fei Jun sijpelt het online activisme ook door naar de openbare ruimte. Zo maakte de in Peking werkzame Fei in 2010 voor het immense digitale billboard van een winkelcentrum in de trendy Sanlitunwijk een computerspel, waarbij de bezoekers de avatars door middel van hun mobiele telefoon kunnen besturen en met elkaar laten commucieren. Ook hier bleken de gebruikers bijzonder inventief in het omzeilen van de ingebouwde filters en ontstonden er langs de omweg van het spel niet alleen seksueel getinte flirts tussen de spelers, maar ook zoiets als een politiek debat in de publieke ruimte.
De houding van de Chinese overheid ten opzichte van internetactivisme is ambivalent. Aan de ene kant censureert de overheid volop, aan de andere kant duldt zij soms niet alleen kritiek op corrupte lokale leiders, maar moedigt ze die zelfs aan. Misschien willen de machthebbers zo de bronnen van sociale onrust wegnemen. Maar volgens cynici gebruiken ze sociale media om – net als in de tijd van Mao's Rode Gardes – de volkswoede te richten op politieke tegenstanders. In de onoverzichtelijke Chinese realiteit tref je beide motieven aan.
Dat maakt het denkbeeld dat iedere 'Twitterrevolutie' vanzelf uitmondt in een democratische samenleving naar westerse snit op zijn best tot een naïeve wensdroom. Net als de Arabische Lente was de Chinese 'Jasmijnnrevolutie' in 2011 een uiterst kortstondig leven beschoren.
Wel heeft de macht in het digitale tijdperk een compleet ander gezicht gekregen. Big Brother heeft gezelschap gekregen van een heel leger kleine broertjes, die hem het leven behoorlijk zuur maken. Het feit dat propagandachef Liu Yunshan, die het afgelopen decennium verantwoordelijk was voor de controle over de media, tijdens het 18de nationale congres van de Communistische Partij tot lid van het Permanente Comité is gekozen laat zien dat Big Brother niet van plan is zich daarbij neer te leggen. Er staan, om een bekende Chinese verwensing te citeren, het land nog interessante tijden te wachten.