Jos de Mul, Paniek in de polder. Polytiek en populisme in Nederland. Zoetermeer: Klement, 1ste druk: 2011;2de druk 2011, 204 p. Zie voor sterk uitgebreide 3de druk die in 2017 bij uitgeverij Lemniscaat verscheen deze link

Wat is er loos met het vanouds zo tolerante paradijs dat Nederland heet? Sinds een aantal jaren lijkt de 'clash of cultures' ook bij ons harde realiteit te zijn geworden. Was het multiculturele Hof van Eden enkel een luchtbel die met de zegetocht van de PVV luidruchtig is doorgeprikt?

In een reeks prikkelende beschouwingen over fortuynistische paradoxen, schaatsende moslima's, tragikomische heldinnen, wedergeboren verlichters en islamofobe populisten fileert Jos de Mul messcherp en met de nodige humor de wederwaardigheden van de vaderlandse politiek in het laatste decennium. Hij biedt een grondige analyse van de breed gevoelde onvrede met de 'interpassiviteit' van de parlementaire democratie en gaat in op de vraag of de victorie van Geert en de zijnen blijvende gevolgen zal hebben voor het Nederlandse politieke polderlandschap. Intrigerend is daarbij zijn pleidooi voor een seculier-polytheïstische staatspolitiek ('polytiek') die uitzicht biedt op een aanmerkelijk vrolijkere democratie.
Een boek waarbij zowel rechts als links Nederland zich de vingers kan aflikken.

Jos de Mul. 后)现代艺术与哲学中的浪漫之欲。Chinese translation of Romantic Desire in (Post)Modern Art and Philosophy. Wuhan: Wuhan University Press, 2010, 306p.

ISBN 978-7-307-08019-5
RMB 42.00

An erudite and wide-ranging discussion of postmodernism and romanticism in twentieth-century art and philosophy.

In this erudite and wide-ranging discussion of postmodernism and romanticism in twentieth-century art and philosophy, Jos de Mul sheds a fascinating light on the ambivalent character of our present culture, which oscillates between modern enthusiasm and postmodern irony. Along the way, he engages the work of such thinkers as Nietzsche, Freud, Heidegger, Habermas, Lacan, Barthes, and Derrida; visual artists Magritte and Stella; poets George and Coleridge; and composers Schonberg, Cage, and Reich, among others, providing a sort of intellectual history of Romantic, Modernist, and Postmodernist "tempers."

Jos de Mul. Cyberspace Odyssee. Kampen: Klement, 6de druk: 2010, 352 p.

1ste druk, 2002; 2de druk, 2003; 3de druk,2004; 4de druk, 2005; 5de druk 2006.
ISBN 978-90-8687-12-3
€ 24,95 (Bestel)

Met het ontstaan van de mensachtigen, meer dan vijf miljoen jaar geleden, begon de menselijke odyssee door ruimte en tijd. Dit boek handelt over de voorlopig laatste etappe van deze fascinerende reis: de ontdekking van cyberspace. In de afgelopen decennia is door de ontwikkeling van wereldwijde computernetwerken als het Internet een nieuwe ervaringsruimte ontsloten.Met de exploratie van deze nieuwe ruimte is echter ook een omgekeerd proces in gang gebracht: de kolonisatie van ons alledaagse leven door cyberspace. Cyberspace Odyssee laat zien hoe onze wereld door de ontdekking van cyberspace verandert en wat de gevolgen zijn voor onze biologische en culturele identiteit.

Winnaar Socrates  Wisselbeker 2003 voor "het meest urgente, oorsponkelijke en prikkelende Nederlandstalige filosofieboek dat in 2002 verscheen."

Jos de Mul. Cyberspace Odyssey. Towards a Virtual Ontology and Anthropology. Castle upon Tyne: Cambridge Scholars Publishing, 2010, 334 p.

Translation of Cyberspace Odyssee, Kampen: Klement, 2002 (Dutch)
ISBN (10) 1-4438-2127-6, ISBN (13) 978-1-4438-2127-8  
₤ 44.99 (Order); US $: 67.99 (Order)

The emergence of the hominids, more than five million years ago, marked the start of the human odyssey through space and time. This book deals with the last stage of this fascinating journey: the exploration of cyberspace and cybertime. Through the rapid global implementation of information and communication technologies, a new realm for human experience and imagination has been disclosed. Reversely, these postgeographical and posthistorical technologies have started to colonize our bodies and minds. Taking Homer’s Odyssey and Kubrick’s 2001: A Space Odyssey as his starting point, the author investigates the ‘informatization of the worldview’, focusing on its implications for our culture–arts, religion, and science–and, ultimately, our form of life.

Moving across a wide range of disciplines, varying from philosophical anthropology and palaeontology to information theory, and from astrophysics to literary, film and new media studies, the author discusses our ‘cyberspace odyssey’ from a reflective position beyond euphoria and nostalgia. His analysis is as profound as nuanced and deals with issues that will be high on the agenda for many decades to come.

In 2003 a Dutch Edition of Cyberspace Odyssey received the Socrates Prize for the best philosophy book published in Dutch.

>约斯·德·穆尔 著,吕和应译:《有限性的悲剧:狄尔泰的生命释义学》,上海:上海三联书店出版社2013年版 作者: 约斯·德·穆尔 [荷]

Chinese translation of The Tragedy of Finitude. Dilthey's Hermeneutics of Life. Yale University Press, 2004/2010.

One of the founders of modern hermeneutics, German philosopher Wilhelm Dilthey (1833-1911) confronted the question of how modern, postmetaphysical human beings can cope with the ambivalence, contingency, and finitude that fundamentally characterize their lives. This book offers a reevaluation and fresh analysis of Dilthey’s hermeneutics of life against the background of the development of philosophy during the past two centuries.

Jos de Mul relates Dilthey’s work to other philosophers who influenced or were influenced by him, including Kant, Schleiermacher, Hegel, Comte, Mill, Nietzsche, Husserl, Heidegger, Gadamer, and Derrida. Weaving together systematic analysis and historical investigation, de Mul begins the book with an account of the horizon on which Dilthey developed his unfinished masterwork, Critique of Historical Reason. The author then elaborates a systematic reconstruction of Dilthey’s ontology of life, relates the ontology to the work of other twentieth-century philosophers, and positions Dilthey’s thought within current philosophical debate.

Jos de Mul is full professor in philosophical anthropology, Faculty of Philosophy, Erasmus University, Rotterdam, The Netherlands. Winner of the Praemium Erasmianum Research Prize.

Valerie Frissen en Jos de Mul (red.). De draagbare lichtheid van het bestaan. Het alledaagse gezicht van de informatiesamenleving. Kampen: Uitgeverij Klement, 2009 (2de druk), 206 p.

1ste druk 2008
ISBN: 978 90 8687 030 1 (Nederland)
ISBN: 978 90 8687 030 1 (België)
€ 19,95 (Bestel)

Het alledaagse gezicht van de informatiesamenleving Eind vorige eeuw ging de turbulente ontwikkeling van de informatiesamenleving gepaard met een niet minder stormachtig debat over de maatschappelijke betekenis van informatie- en communicatietechnologie (ICT). Waar doemdenkers slechts digitale kloven, oprukkende pornografie en de ondergang van de privacy voorzagen, daar werden cybergoeroes gedreven door een heilig geloof in de onbegrensde mogelijkheden van de nieuwe technologie. Na het barsten van de zeepbel van de dotcom-economie rond de eeuwwisseling trad de ontnuchtering in en werd het opvallend stil. Dat heeft niet verhinderd dat de informatiesamenleving in zeer korte tijd van een hysterische toekomstvisie tot een maatschappelijke realiteit is geworden. De ICT is alomtegenwoordig en alledaags geworden. Zij heeft ons leven in korte tijd ingrijpend veranderd. Tegelijkertijd zien we dat de technologie in toenemende mate door de samenleving wordt 'getemd'. Wij zijn geen louter speelbal van de ICT, maar zetten deze voortdurend naar onze hand. Dit boek handelt over de alledaagse praktijken van de digitale autochtonen, de 'multitasking generation', die haar tijd - het liefst gelijktijdig - verdeelt tussen mobiel telefoneren, blogs, wiki's, podcasts, sociale netwerk sites en Youtube en waarvan ieder lid recht heeft op '15 Megabyte of Fame'. Juist deze triviale praktijken, vol onvoorspelbare genoegens en ergernissen, maken duidelijk wat het betekent in een informatiesamenleving te leven.

Het boek vormt de neerslag van de samenwerking van een groep voornamelijk jonge onderzoekers van TNO, de Erasmus Universiteit en de Technische Universiteit Twente.

De redactie is in handen van Valerie Frissen en Jos de Mul, die eerder samen verantwoordelijk waren voor Under construction. Persoonlijke en culturele identiteit in het multimediatijdperk (2000).

Bruno Accarino, Jos de Mul and Hans-Peter Krüger (eds.). Internationales Jahrbuch für Philosophische Anthropologie. Band 1 / International Yearbook for Philosophical Anthropology. Volume 1. B. Accarino and M. Schloßberger, (eds). Expressivität und Stil; Helmuth Plessners Sinnes- und Ausdrucksphilosophie. Berlin: Akademie Verlag, 2008, 324 p.

Philosophische Anthropologie ist der alte und neue Name für den Versuch, den Menschen als Menschen zu verstehen. Ihr Thema ist Aufklärung der menschlichen Situation. Sie will herausfinden, was den Menschen zu allen Zeiten als Menschen ausmacht, um zu begreifen, was die Geschichte aus dem Menschen in der Vergangenheit machen konnte und vielleicht in Zukunft machen könnte.
Jeder Band des neu gegründeten "Internationalen Jahrbuchs für Philosophische Anthropologie" enthält einen thematischen Schwerpunkt. Regelmäßig werden in Rezensionen die wichtigsten Neuerscheinungen aus Philosophie, Soziologie und den Naturwissenschaften vorgestellt, sofern sie für Probleme und Fragestellungen der Philosophischen Anthropologie relevant sind. In der Rubrik Archiv finden bislang unveröffentlichte Arbeiten aus dem Umfeld der Klassiker der Philosophischen Anthropologie ihren Platz. Die Rubrik Biogramm dient der Vorstellung von eher in Vergessenheit geratenen Autoren, die der Philosophischen Anthropologie nahe stehen.
Der erste Band des Jahrbuchs behandelt Helmuth Plessners Sinnes- und Ausdrucksphilosophie. In der gegenwärtigen Situation der Philosophie erweist sich die einseitige Orientierung an der Sprache immer mehr als unbefriedigend. Auf der Suche nach Alternativen hat sich die Kategorie des Ausdrucks als ein neues vielversprechendes Paradigma etabliert. Die Idee einer Hermeneutik nichtsprachlichen Ausdrucks eröffnet ein weites Feld von Themen: Die Beiträge dieses Bandes widmen sich dem Ausdrucksverhalten, einzelnen Ausdrucksphänomenen wie Lachen und Weinen sowie einer Anthropologie und Phänomenologie der Sinne.

Jos de Mul. Siberuzayda macera dolu bir yolculukSanal bir ontoloji ve antropolojiye doğru. Istanbul: Kitap Yayinevi, 2008, 400 p.

Turkish translation of Cyberspace Odyssee, Kampen: Klement, 2002 (Dutch). Also available in English and Chinese translation.
ISBN 978-975-6051-89-4
25,-YTL

The emergence of the hominids, more than five million years ago, marked the start of the human odyssey through space and time. This book deals with the last stage of this fascinating journey: the exploration of cyberspace and cybertime. Through the rapid global implementation of information and communication technologies, a new realm for human experience and imagination has been disclosed. Reversely, these postgeographical and posthistorical technologies have started to colonize our bodies and minds. Taking Homer’s Odyssey and Kubrick’s 2001: A Space Odyssey as his starting point, the author investigates the ‘informatization of the worldview’, focusing on its implications for our culture–arts, religion, and science–and, ultimately, our form of life.

Moving across a wide range of disciplines, varying from philosophical anthropology and palaeontology to information theory, and from astrophysics to literary, film and new media studies, the author discusses our ‘cyberspace odyssey’ from a reflective position beyond euphoria and nostalgia. His analysis is as profound as nuanced and deals with issues that will be high on the agenda for many decades to come.

In 2003 a Dutch Edition of Cyberspace Odyssey received the Socrates Prize for the best philosophy book published in Dutch.

Jos de Mul. Het romantische verlangen in (post)moderne kunst en filosofie. Uitgeverij Klement, 2007 (4de druk), 284 p.

1de druk, 1990; 2de druk, 1991; 3de druk,1995.
ISBN 978 90 8687 073 8
€ 24,95 (Bestel)

Mensen worden gekenmerkt door een onverzadigbaar verlangen de zin van hun bestaan te doorgronden en hun leven tot een harmonieus geheel te maken. Na het verlies van de evidenties van het geloof heeft dit verlangen in de moderne tijd andere beddingen gezocht. Volgens de romantische kunstenaars en filosofen biedt slechts een esthetisering van het leven uitzicht op een harmonieus bestaan. Daarbij gaat dit romantische enthousiasme gepaard met een tragisch besef van de uiteindelijke onvervulbaarheid van het verlangen naar eenheid. De romantiek loopt daarmee vooruit op de postmoderne twijfel en ironie met betrekking tot de ‘maakbaarheid’ van harmonie.

In dit boek wordt deze romantische ambivalentie aan de hand van concrete voorbeelden uit de literatuur, beeldende kunst en muziek belicht en in verband gebracht met het eveneens ambivalente karakter van onze huidige, tussen modernisme en postmodernisme oscillerende cultuur. In deze heruitgave is in navolging van de Amerikaanse uitgave van het boek een hoofdstuk toegevoegd over virtuele romantiek, dat handelt over de spanning tussen ‘het digitale verlangen naar oneindigheid’ en de onvermijdelijke crash.

Filosofie in cyberspace. Reflecties op de informatie- en communicatietechnologie (red. J. de Mul). Kampen: Klement, 2de druk 2005, 390 p.

1de druk 2002 ISBN: 90 77070 13 3 (€ 19,95) - Uitverkocht

De computer en de daarop gebaseerde informatie- en communicatietechno- logieën (ICT) hebben het aanzien van de wereld ingrijpend veranderd. Niet alleen  letterlijk  –  in  enkele  decennia  tijds  zijn  miljoenen  computers  onze leefwereld binnengedrongen –, maar ook vanwege hun diepgaande invloed op onze samenleving en cultuur, als ook op de wijze waarop we de wereld en onszelf beschouwen.

Filosofie in Cyberspace handelt over de fascinerende filosofische vragen die ‘de informatisering van het wereldbeeld’ oproept. In de inleiding wordt een overzicht  geboden  van  de  ‘Filosofie  van  de  informatie-  en  communicatie- technologie’. Daarbij wordt ingegaan op de verschillende manieren waarop deze nieuwe technologieën ons mens- en wereldbeeld beïnvloeden en op de vraag  in  hoeverre  wij  technologische  ontwikkelingen  kunnen  sturen.  Het eerste deel van het boek gaat over de  ethische en de politieke vragen die wor- den opgeroepen door de mondiale informatiemaatschappij. Daarbij gaan de auteurs  in op thema’s als privacy, digitale tweedeling, en de betekenis van het Internet voor de democratie. Ook wordt de ICT vanuit een intercultureel perspectief geanalyseerd. Het tweede deel handelt over de culturele beteke- nis  van  de  ‘informatierevolutie’.  Daarbij  komen  onder  meer  de  betekenis van de ICT voor de literatuur en de film aan de orde, waarbij ook wordt inge- gaan  op  de  overeenkomsten  en  verschillen  tussen  de  digitale  cultuur,  de schriftcultuur  en  de  orale  cultuur.  Het  derde  deel  behandelt  de  ICT  vanuit een antropologisch perspectief.  Kan de mens als een computer worden be- schouwd?  Welke invloed hebben biometrische technologieën op ons beeld van  de  menselijke  identiteit?    In  het  vierde  deel  wordt  ten  slotte  de  vraag gesteld  of  de  ICT  de  menselijke  levensvorm  niet  op  een  radicale  wijze  zal transformeren. Is het mogelijk dat mens en computer ooit zullen versmel- ten tot een nieuwe levensvorm en zo ja, moeten wij dat nastreven?

Dit  is  het  eerste  boek  in  Nederland  dat  een  breed  en  toegankelijk  overzicht biedt van de nieuwe discipline Filosofie van de informatie- en communicatie- technologie,  geschreven  door  twaalf  vooraanstaande  auteurs  op  dit  gebied die  allen  zijn  verbonden  aan  het  onderzoekcentrum  Filosofie  van  de  ICT (FICT) van de Erasmus Universiteit. De redactie is in handen van Jos de Mul.

Victor Bekkers, Hein van Duivenboden, Valerie Frissen, Jos de Mul et al. De buurt in het web, Het web in de buurt. Een ICT-kanskaart voor sociale cohesie. Utrecht: Lemma 2004, 120 p.

De elektronische overheid krijgt steeds meer vorm, maar de kansen die ict biedt gaan verder dan digitale dienstverlening. Van belang is de vormgeving van de elektronische overheid te vermaatschappelijken door aan te sluiten bij ontwikkelingen en vraagstukken uit de samenleving. Een zo’n kwestie betreft de leefbaarheid van wijken en buurten, met name in grote steden. Vooral de veiligheid op straat en de sociale cohesie heeft hierop een grote invloed. Dr buurt in het web, het web in toont talrijke kansen die concreet laten zien hoe ICT de veiligheid en de sociale cohesie in buurten kan ondersteunen.

Uitgangspunt is de concrete problematiek op het Pijnackerplein in Rotterdam en de manier waarop de buurt hiermee omgaat: bewoners, bezoekers, winkeliers, hulpverleners, gemeentelijke diensten, politie en justitie. In plaats van uit beleidsmatige stukken, komen de ict-kansen voort uit het verhaal van een plein dat exemplarisch is voor veel buurten in Nederlandse steden. Die kansen krijgen vorm vanuit drie perspectieven op het begrip ‘ruimte’: het Pijnackerplein is name-lijk niet alleen eenfysiek terrein, maar ook een beleefde, bestuurlijke en een ideele ruimte.
Het onderzoek De buurt in het web, het web in de buurt is uitgevoerd door Center for Public lnnov@tion, dat onderzoek doet naar de wisselwerking tussen bestuurlijke en ICT-innovaties. De studie is verricht in het kader van de ICT-kanskaart ‘sociale cohesie’ van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Internet en Openbaar Bestuur II (onder redactie van S. Zouridis, P. Frissen, N. Kroon, J. de Mul en J. van Wamelen). Den Haag, 2001, 690 p.

Met ICT en het internet heeft de werkeiixkheid zoals we die kennen een nieuwe dimensie erbij gekregen, Deze dimensie Staat los van ruimte en tijd, wordt gekenmerkt door horizontale sociale verhoudingen en heeft een virtueel karakter. Deels ontwikkelt de virtuele wereld zieh los van de fysieke wereld, maar er zijn ook interferenties tussen beide werelden. NAPSTER en vergeliikbare 'ruilbeurzen' hebben de muziekmarkt definitief veranderd, de Consumen-tenbond moblliseerf leden en Sympathisanten längs virtuele weg en Albert Heijn biedt op het internet recepten aan, inclusief de mogelijkheid om automatisch de boodschappenlijst te maken en de vereiste ingredienten te bestellen.

De virtuele wereld laat ook het openbaar bestuur niet onberoerd. Enkele jaren geleden is daarom een onderzoeksgroep gevormd van ministeries, universiteiten en adviesbureaus. De oorspronkelijke vraagstelling van net onderzoeksprogramma ('Wat doet het openbaar bestuur met het internet?') is steeas minder interessant en prikkelend geworden. Geleidelijk is het accent in het programma verschoven naar de vraag: 'Wat doet het internet met het openbaar bestuur?'

De voorwerpen in dit koffertje getuigen van deze ontwikkeling. De bonte verzameling onderzoeks-rapporten, essays en discussienotities kent een gemeenschappelijke vraagstelling: watnetekenen ICT en het internet voor de Staat zoals we die kennen? Of het nu gaat om de ministeriele verantwoorde-lijkheid, het milieubeleid of de democratie, duidelijk is dat het openbaar bestuur tot in de haarvaten geraakt wordt door de technologische ontwikkeling. Het reisgerei in deze koffer geeft aan welke instituties door ICT en het internet onder druk worden gezef en de contouren van het openbaar bestuur van de toekomst.

De essays, discussienotities en rapporten in deze koffer zijn de vruchten van het onderzoeksprogramma 'Internet en openbaar bestuur' in 2001. We hebben er als redactie bewust voor gekozen om ze in deze vorm te bundelen. De koffer met inhoud doet recht aan de varieteit aan vormen en activiteiten in en rondom het programma. In 2001 zijn opnieuw literatuurstudies uitgevoerd, is empirisch onderzoek verricht, zijn beleidsnota's doorgelicht en workshops georganiseerd. De koffer maakt het mogeliik om de vruenten van deze activiteiten te bundelen zonder ze in de mal van een thema-gericht boek te persen.

Tezamen geven de voorwerpen in de koffer een goed beeid van de vraagstukken die door ICT en het internet worden opgeworpen. Die hebben te maken met de inhoud van het beleid, het beleidsproces en de orfanisatie van het openbaar bestuur, maar ook met politiek en democratie. En hoewerwe geneigd zijn om te denken dat de invloed van ICT en het internet een resultante is van menselijke keuzen, laat de werkelijkheid die in deze koffer besloten ligt een heel ander beeid zien. Voor de een is dat aanleiding voor vreugde, ferwijl de ander een somber toekomstperspectief ziet. Dat doet aan de realiteitswaarde van deze werkelijkheid niets af, hoe virtueel de werelden van ICT en het internet ook mögen zijn.

Jos de Mul, E. Müller en A. Nusselder. ICT de baas? Informatietechnologie en menselijke autonomie. (Deel. 7 van Internet en Openbaar Bestuur, Red.. S. Zouridis, P. Frissen, N. Kroon, J. de Mul en J. van Wamelen). Den Haag, 2001, 124 p.

Het project ICT de Baas? behelst een filosofische analyse van en kwalitatief-empirisch onderzoek naar de relatie tussen menselijke autonomie, netwerktechnologieën en sturing. Daarbij richt het onderzoek zich zowel op de invloed van netwerktechnologieën op de autonomie van de overheid en van de burger als op de stuurbaarheid van technologische ontwikkelingen. Het onderzoek sluit daarmee aan bij de vraagstelling van het door BZK geplande onderzoeksprogramma Het individu de baas.

Valerie Frissen en Jos de Mul. Under construction. Persoonlijke en culturele identiteit in het multimediatijdperk. Amsterdam (Infodrome), 2000, 52 p.

Vanuit verschillende wetenschappelijke disciplines is de afgelopen jaren onderzoek gedaan naar de mogelijke structurele veranderingen in de samenleving door het toenemend gebruik van ICT. Infodrome heeft afgelopen zomer een aantal wetenschappers uitgenodigd om vanuit hun eigen discipline dergelijke studies in kaart te brengen en om aan te geven wat de bevindingen betekenen voor de rol van de overheid in de informatiemaatschappij. Dit heeft geleid tot vijf overzichtsartikelen: recht, sociale psychologie, culturele sociologie, economie en genderstudies. Hieruit blijkt dat de nieuwe ontwikkelingen zeer wezenlijke vragen voor de overheid oproepen. Deze vijf studies hebben tot doel om de politiek en beleidswereld te informeren over de stand van wetenschappelijke kennis over de informatiemaatschappij en dienen tegelijkertijd als input voor het programma van Infodrome.
Uit de voorliggende studie van filosoof Jos de Mul en antropoloog Valerie Frissen blijkt dat de wijze waarop mensen en groepen in de informatiesamenleving hun identiteit construeren aan veranderingen onderhevig is. De veelheid aan informatie die via de nieuwe media wordt verspreid betekent dat identiteiten veranderlijker worden en eigenlijk altijd under construction zijn. De overheid, die inmiddels zelf in een identiteitscrisis lijkt te geraken door de afbrokkelende autoriteit van de klassieke nationale staat, staat nu voor een belangrijke keuze. Moet zij de groeiende individualisering en persoonlijke autonomie van de burger bevorderen of moet zij zich juist richten op het versterken van de sociale cohesie en een collectieve identiteit? Dit laatste lijkt van belang voor een overheid in de informatiesamenleving waarin burgers minder belang hechten aan een nationale publieke identiteit en eerder loyaal zijn aan internationale opererende organisaties, zoals Greenpeace, dan aan het land waarin ze (fysiek) wonen. ICT is in dezen niet alleen aanleiding tot versplintering, maar kan juist ook kansen bieden om collectieve vormen van identiteit te versterken en te construeren.

Bovenstaande en andere vragen over de identiteit van individuen en gemeenschappen in het digitale tijdperk worden behandeld in onderhavige sociaal-culturele studie. Infodrome hoopt hiermee uw interesse in de sociale gevolgen van ICT gewekt of versterkt te hebben. Bent u op zoek naar meer leesvoer of wilt u meediscussiëren over het onderwerp, kijkt u dan op onze website www.info- drome.nl.

Rick van der Ploeg Voorzitter stuurgroep Infodrome

Internet en openbaar bestuur (red. P.H.A. Frissen en J. de Mul). Den Haag, 1999, 280p.

Met ICT en het internet heeft de werkeiixkheid zoals we die kennen een nieuwe dimensie erbij gekregen, Deze dimensie Staat los van ruimte en tijd, wordt gekenmerkt door horizontale sociale verhoudingen en heeft een virtueel karakter. Deels ontwikkelt de virtuele wereld zieh los van de fysieke wereld, maar er zijn ook interferenties tussen beide werelden. NAPSTER en vergeliikbare 'ruilbeurzen' hebben de muziekmarkt definitief veranderd, de Consumen-tenbond moblliseerf leden en Sympathisanten längs virtuele weg en Albert Heijn biedt op het internet recepten aan, inclusief de mogelijkheid om automatisch de boodschappenlijst te maken en de vereiste ingredienten te bestellen.

De virtuele wereld laat ook het openbaar bestuur niet onberoerd. Enkele jaren geleden is daarom een onderzoeksgroep gevormd van ministeries, universiteiten en adviesbureaus. De oorspronkelijke vraagstelling van net onderzoeksprogramma ('Wat doet het openbaar bestuur met het internet?') is steeas minder interessant en prikkelend geworden. Geleidelijk is het accent in het programma verschoven naar de vraag: 'Wat doet het internet met het openbaar bestuur?'

De voorwerpen in dit koffertje getuigen van deze ontwikkeling. De bonte verzameling onderzoeks-rapporten, essays en discussienotities kent een gemeenschappelijke vraagstelling: watnetekenen ICT en het internet voor de Staat zoals we die kennen? Of het nu gaat om de ministeriele verantwoorde-lijkheid, het milieubeleid of de democratie, duidelijk is dat het openbaar bestuur tot in de haarvaten geraakt wordt door de technologische ontwikkeling. Het reisgerei in deze koffer geeft aan welke instituties door ICT en het internet onder druk worden gezef en de contouren van het openbaar bestuur van de toekomst.

Eric Claus. Eenentwintig filosofen van de twintigste eeuw verbeeld (red. en inleiding: J. de Mul). Rotterdam, 1999, 114 p.

Het atelier van Eric Claus in Broek-in-Waterland nodigt uit tot langdurig verwijlen. Het uit twee verdiepingen bestaande atelier herbergt naast talloze schetsen, ontwerpen, boeken en catalogi  vele tientallen beelden, beeldjes, penningen en munten. Soms gaat het om zelfstandige werken, vaak maken ze deel uit van omvangrijke, in de loop van meerdere jaren ontstane series, zoals de reeks beelden die geïnspireerd is door de commedia dell'arte. Wat als eerste opvalt bij de rondgang door het atelier is het ambachtelijke meesterschap waarmee Claus de speelse, trefzekere vormen en de rijke, tot aanraking verleidende textuur van zijn penningen en sculpturen uit het brons tevoorschijn roept. Een bezoek aan het atelier van de kunstenaar is om die reden in de eerste plaats een feest voor de zintuigen. Maar het werk van Claus spreekt niet alleen tot de zintuigen. Hoewel de liefde van beeldhouwer voor zijn materiaal onmiskenbaar is, wordt zijn werk evenzeer gekenmerkt door een rijkdom aan ideeën. Dat komt al tot uitdrukking in de keuze van de onderwerpen. Hoewel de figuren in de commedia dell’arte ieder voor zich een onmiskenbare individualiteit bezitten, staan ze niet louter op zich zelf, maar verwijzen ze naar de archetypische karakters uit deze oude theatertraditie en daar doorheen naar de vis comica van het menselijk bestaan. De tegenstelling tussen de materiële vorm en de geestelijke inhoud verleent Claus’ sculpturen een esthetische spanning, die we met een uitdrukking van de presocratische filosoof Herakleitos zouden kunnen aanduiden als een strijdige harmonie. En het is mede dankzij deze strijdige harmonie dat de beelden van Claus steeds opnieuw de aandacht trekken en tot interpretatie uitnodigen.

In de reeks Eenentwintig filosofen van de twintigste eeuw, die in dit boek wordt gedocumenteerd, lijkt Claus te onderzoeken hoe ver hij deze voor zijn werk kenmerkende spanning kan opvoeren. Terwijl hij zich met de serie portretpenningen van beroemde twintigste-eeuwse filosofen nog op een voor een beeldhouwer vertrouwd terrein beweegt, onderneemt hij met de bijbehorende sculpturen een poging het gedachtengoed van de op de penningen afgebeelde denkers te verbeelden. Dat mag een ware tour de force genoemd worden, omdat weinig zaken zo ver af lijken te staan van de massieve stoffelijkheid van de sculptuur als het abstracte, immateriële gedachtengoed van de filosoof. Dat de kunstenaar Claus er in deze reeks toch zo goed in slaagt de complexe denkwereld van de eenentwintig filosofen in beelden te vangen, getuigt van zijn affiniteit met de wereld van de filosofie.

Eric Claus. Twenty-one Twentieth Century Philosophers in Bronze (Ed. and Introduction: J. de Mul). Rotterdam, 1999, 114 p.

The atelier of Eric Claus in Broek-in Waterland invites you to linger. In addition to countless sketches, designs, books and catalogues, the two-storey atelier houses dozens of sculptures, figurines, medallions and coins. Some of them are autonomous works, often - such as the series of sculptures inspired by the commedia dell’arte - they are part of an extensive series, created over a period of several years. The first thing that strikes you as you wander round the atelier is the masterly craftsmanship with which Claus creates, from bronze, the playful, well-chosen forms and the rich, touch-tempting textures of his medallions and sculptures. That is why a visit to the artist’s atelier is first and foremost a feast for the senses. But Claus’ work does not only speak to the senses. Although the love of a sculptor for his material is unmistakable, his work is equally characterised by the richness of his ideas. This is expressed in his choice of subject. Although each of the figures in the commedia dell’arte series possesses an unmistakable individuality, they do not merely stand alone. Rather they denote the archetypal characters of this old theatrical tradition and, as such, the vis comica of human existence. The contrast between the material form and the spiritual content gives Claus’ sculptures an aesthetic tension which, using the words of the Presocratic philosopher Heraclitus, could be described as a conflicting harmony. It is partly due to this conflicting harmony that Claus’ sculptures continually attract attention and invite interpretation.

In the series Twenty-one philosophers of the twentieth century, which is documented in this book, Claus appears to be investigating just how far he can push the tension that is so characteristic of his work. While he is still on a sculptor’s familiar territory with the series of portrait medallions of twentieth-century philosophers, in the sculptures which accompany them he has attempted to represent the body of ideas of the thinkers depicted on the medallions. This could be called a true tour de force, because few things are further from the solid tangibility of the sculpture than the abstract, intangible body of ideas of the philosopher. The fact that the artist Claus has been so successful in capturing the complex thinking of the twentieth-century philosophers in images is witness to his affinity with the world of philosophy. 

Jos de Mul. Romantic Desire in (Post)Modern Art and Philosophy. Albany: State University of New York Press, 1999, 316 p.

Translation of Het romantische verlangen in (post)moderne kunst en filosofie, Rotterdam: Rotterdamse Filosofische Studies (Dutch)
ISBN 0-7914-4217-9 (hard cover)
ISBN 0-7914-4218-7 (paperback)
US $ 95.00 (Order hard cover ); US $ 33.95:  (Order paperback )

An erudite and wide-ranging discussion of postmodernism and romanticism in twentieth-century art and philosophy.
In this erudite and wide-ranging discussion of postmodernism and romanticism in twentieth-century art and philosophy, Jos de Mul sheds a fascinating light on the ambivalent character of our present culture, which oscillates between modern enthusiasm and postmodern irony. Along the way, he engages the work of such thinkers as Nietzsche, Freud, Heidegger, Habermas, Lacan, Barthes, and Derrida; visual artists Magritte and Stella; poets George and Coleridge; and composers Schonberg, Cage, and Reich, among others, providing a sort of intellectual history of Romantic, Modernist, and Postmodernist "tempers."

Jos de Mul. De informatisering van het wereldbeeld. Rede ter gelegenheid van de Dies Natalis. Rotterdam: Erasmus Universiteit, 1997, 17 p.

Daß Materie denken könne, bleibt im mechanischen Weltbild ein leeres Postulat.  Carl Friedrich von Weizsäcker

In the beginning there was information. The word came later. Fred I. Dretske

In zijn in 1950 gepubliceerde boek De mechanisering van het wereldbeeld beschrijft de weten­schaps­histori­cus Dijk­sterhuis hoe de introductie van het experiment en de mathematische beschrijving van de anorganische natuur de natuurwetenschappen in de zestiende en zeventiende eeuw een geheel nieuw aanzien gaf. De gevolgen van deze wetenschappelijke revolutie bleven niet beperkt tot de natuurwetenschappen. Ook een belangrijk deel van de mens- en cultuurwetenschappen werd onder invloed van de natuurwetenschappelijke methode op een nieuwe leest geschoeid. Bovendien hebben de natuurwetenschappen en de daarmee nauw verbonden machinetechniek een cruciale bijdrage geleverd aan de industrialisering van de westerse samenleving. De titel van Dijksterhuis’ boek brengt op pregnante wijze de overtuiging van de auteur tot uitdrukking dat de introductie van de nieuwe natuurwetenschappelijke methode uiteindelijk zelfs heeft geleid tot een transformatie van onze voorstelling omtrent de werkelijkheid van mens en wereld. Om die reden, zo merkt Dijksterhuis in de inleiding van zijn studie op, “is de mechanisering der physica veel meer geworden dan een interne methodische aangelegenheid der natuurwetenschap; het is een zaak die de cultuurgeschiedenis als geheel raakt en die daardoor ook belangstelling verdient buiten den kring der natuuronderzoekers”. [1]

Met de introductie van de elektronische computer, vijftig jaar geleden[2], is een ontwikkeling in gang gezet die in veel opzichten herinnert aan de transformatie die Dijksterhuis beschrijft. Ook in het geval van de informatietechnologie hebben wij van doen met een ontwikkeling die zijn oorsprong vindt in de wereld van de exacte wetenschappen en de techniek, die vergaande consequenties heeft voor de overige wetenschappen en voor de samenleving en cultuur als geheel, en die uiteindelijk ook ons wereldbeeld op een fundamentele wijze raakt. In mijn rede wil ik vanuit een filosofisch perspectief proberen enig licht te werpen op deze ontwikkeling, die we met een allusie op Dijksterhuis’ studie zouden kunnen aanduiden als de informatisering van het wereldbeeld.[3]

Friedrich Schelling. Filosofie van de kunst, Inleiding (pp. 7-53) en annotaties: Jos de Mul. Amsterdam: Boom, 1996, 144 p.

Friedrich Schelling (1755-1854) wordt met recht beschouwd als de meest representatieve filosoof van de Duitse roman­tiek. Dat geldt in het bijzonder voor zijn filosofie van de kunst, die hij tussen 1800 en 1807 in verschillende geschrif­ten heeft ontwikkeld. Hoewel veel van zijn ideeën ook, en vaak zelfs al eerder, te vinden zijn in het werk van andere romantici, zoals de gebroeders Schlegel en Novalis, komt Schelling de eer toe deze vaak fragmentarische ideeën tot een samenhangende kunstfilosofie te hebben samenge­smeed.

Schellings kunstfilosofie is in de eerste plaats een metafysi­ca van de kunst. De kunst vormt voor Schelling het sluitstuk van de filosofie, omdat uitsluitend zij in staat is het Absolute, opgevat als de oorspronkelijke eenheid van natuur en geest, op adequate wijze tot uitdrukking te brengen. De kunst is voor Schelling 'het enig ware en eeuwige organon van de filosofie' en is om die reden tenminste gelijkwaardig aan de filosofie. Daarmee staat Schelling aan het begin van een 'esthetische' traditie in de (post)moderne filosofie die via Nietzsche, Heideggêr en Derrida tot op heden zijn sporen trekt.

De tekst van de Inleiding van dit boek is te lezen en downloaden in de rubriek Boekbijdragen.

Jos de Mul. Toeval. Inaugurale rede. Rotterdam: Rotterdamse Filosofische Studies, 1994, 28 p.

Rede uitgesproken op 22 september 1994 bij de aanvaarding van het ambt van hoogleraar wijsgerige antropologie aan de Faculteit der Wijsbegeerte van de Erasmus Universiteit te Rotterdam door dr. J. de Mul.

Ik keerde mij, en zag onder de zon, dat de loop niet is der snellen, noch de strijd der helden, noch ook de spijs der wijzen, noch ook de rijkdom der verstandigen, noch ook de gunst der welwetenden, maar dat tijd en toeval aan alle dezen wedervaart. Prediker 9:11

Mijnheer de Rector Magnificus, zeer gewaardeerde toehoorders,

"Who am I? What am I doing here?". Met deze enigszins confuse vragen presenteerde James Stockdale zich op dinsdag 13 oktober 1992 tijdens een televisiedebat aan het Amerikaanse publiek als de ‘running mate’ van presidentskandidaat Ross Perot. Wie ben ik en wat doe ik hier? Uit deze woorden spreekt niet alleen het gevoel van paniek dat iemand kan overvallen wanneer de consequenties van de aanvaarding van een verantwoordelijke functie zich plotseling in hun volle omvang aan hem opdringen, maar ze geven ook uitdrukking aan een bij uitstek filosofische verwondering.[1] Wie ben ik en wat doe ik hier? Deze vragen voeren ons binnen in het vakgebied van de wijsgerige antropologie.

 Jos de Mul. De tragedie van de eindigheid. Diltheys hermeneutiek van het leven. Kampen: Kok Agora, 1993, 512 p.

Winnaar van de Dissertatieprijs van de Stichting Praemium Erasmianum 1993 - Vertaald in het Engels (Yale University Press) en Chinees (Shanghai Joint Publishing).

De Duitse filosoof Wilhelm Dilthey (1833-1911) is een van de grondleggers van de moderne hermeneutiek. Het behoort tot de tragiek van zijn leven dat hij zijn groots opgezette levenswerk, de Kritiek van de historische rede, niet heeft weten te voltooien. Pas in de laatste decennia is het door de publicatie van Diltheys nagelaten teksten mogelijk geworden ons een goed beeld te vormen van de hermeneutiek van het leven, die hem voor ogen zweefde. Dit boek biedt een reconstructie en diepgravende analyse van Diltheys hermeneutiek tegen de achtergrond van de ontwikkeling van de filosofie van de afgelopen twee eeuwen. Behalve Dilthey komt een groot aantal denkers die hem hebben beïnvloed of door hem zijn beïnvloed, zoals Kant, Hegel, Schleiermacher, Nietzsche, Husserl, Heidegger, Gadamer en Derrida, uitvoerig aan de orde. De vraag waardoor Dilthey zich zag geplaatst, is hoe de hedendaagse, post-religieuze mens kan leven met de ambivalentie, toevalligheid en eindigheid, die zijn bestaan op fundamentele wijze doortrekken. Volgens Dilthey is hij daartoe aangewezen op het hermeneutische verstaan, dat hem in staat stelt narratieve samenhang aan te brengen in zijn leven. Dit boek maakt duidelijk dat het veelzijdige en originele werk van Dilthey een verhelderend licht werpt op veel problemen die thans in het brandpunt van de wijsgerige belangstelling staan. De auteur van dit boek geeft niet alleen een boeiende analyse van Diltheys hermeneutiek van het leven en van haar plaats in de moderne wijsbegeerte, maar hij levert - verder denkend op de door Dilthey gebaande wegen - ook een systematische bijdrage aan de actuele filosofische discussie.


Jos de Mul (1956) studeerde filosofie, rechten en kunstgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit te Utrecht en de Universiteit van Amsterdam. Momenteel is hij als universitair docent wijsgerige antropologie verbonden aan de Faculteit der Wijsbegeerte van de Erasmus Universiteit. Hij is tevens medeoprichter en bestuurslid van het Rotterdamse Centrum voor Filosofie en Kunst.

A.W. van Haaften, M. Korthals, G.L.M. Snik, J. de Mul en G.A.M. Widdershoven. Ontwikkelingsfilosofie. Een onderzoek naar grondslagen van ontwikkeling en opvoeding, Muiderberg: Coutinho, 19. Jos de Mul is de primaire auteur van de hoofdstukken 4: Ontwikkeling: structuur en interpretatie, p. 48-65; 7: Esthetische ontwikkeling, 94-110; en 10: Ontwikkelingen in de kunst, 138-154.

Brandpunt van de filosofische verkenningen in dit boek is het begrip ontwikkeling, en wel de ontwikkeling van de mens, zowel individueel als in maatschappelijk en cultureel verband. Het gaat hier niet om een vooruitgangsgeloof, maar om het kritisch toetsen van vooronderstellingen die met het idee van menselijke ontwikkeling zijn Verbünden.

Deze vooronderstellingen kunnen tot drie verschil-lende modellen worden herleid, die tegenover elkaar worden afgewogen. Het model dat menselijke ontwikkeling opvat als een verhaal, geeft aanleiding nader in te gaan op de problematische verhouding van het algemene versus het persoonlijke, zoals die in de filosofische stromin-gen van structuralisme en hermeneutiek tot uiting komt. Een aanzet tot een vruchtbare synthese wordt gegeven.

Vervolgens komen een aantal specifieke theorieen van ontwikkeling aan de orde, waarbij eerst wordt ingegaan op de intellectuele, sociale, morele en esthetische ontwikkeling van het individu, daarna ook op de maat-schappijontwikkeling en collectieve vormen zoals die in de kunst tot uiting komen.

Apart wordt aandacht besteed aan de wijze waarop ontwikkelingsclaims gerechtvaardigd kunnen worden. Het boek besluit met een beschouwing over de betekenis van deze ideeen voor de opvoeding en opvoedingstheorie.

De auteurs waren ten tijde van de publicatie van dit boek allen verbonden aan de vakgroep Wijsgerige en Historische Pedagogiek van de Universiteit Nijmegen (nu: Radboud Universiteit).

News

This website is currently under (re)construction

Books by Jos de Mul

Search this website

Contact information