Essays in newspapers and cultural magazins
Typography
  • Smaller Small Medium Big Bigger
  • Default Helvetica Segoe Georgia Times
Jos de Mul. Een waanzinnig makende leegte. Recensie van Slavoj Zizek, Het subject en zijn onbehagen, De Volkskrant, Bijlage Cicero, 3 april 1998, 41.

EEN PSYCHOANALYTICUS IN CYBERSPACE

De Sloveense filosoof en psychoanalyticus Slavoj Zizek heeft in het afgelopen decennium met de publicatie van een dozijn  boeken bewezen een van de meest produktieve en originele schrijvers binnen de lacaniaanse school in de psychoanalyse te zijn. Die originaliteit schuilt niet zozeer in zijn bijdragen aan de ontwikkeling van de psychoanaytische theorie, maar veeleer in de wijze waarop haar toepast. Zizek beperkt zich niet tot de (soms deprimerende) abstracties die de teksten van de lacanen nogal eens kenmerken, maar gebruikt de theorie om een vaak tegendraads licht te werpen op uiteenlopende actuele verschijnselen.

Inmiddels is er ook een begin gemaakt met de vertaling van "i"eks voor het grootste deel in het Frans en Engels geschreven werk. In 1996 publiceerde Boom al een verzameling essays van Zizek , waarin  de theorie van Lacan wordt geïntroduceert vanuit de populaire cultuur. Onlangs is als vervolg de bundel Het subject en zijn onbehagen verschenen. Het betreft hier een wereldprimeur: op één artikel na zijn de door een korte inleiding voorafgegane artikelen nog niet eerder gepubliceerd.

In de artikelen stelt Zizek zoals gebruikelijk een bonte reeks onderwerpen aan de orde,variërend van  de etnische zuiveringen in de Balkan en postmoderne vormen van racisme via sexisme en pornografie tot de laatste reclamespot van Budweiser. Daarnaast gaat hij in discussie met de Amerikaanse filosoof Daniel Dennett, wijdt  hij uitvoerige beschouwingen aan de filmWild at heart van David Lynch, en neemt hij het op voor het sterk bekritiseerde boek Hitlers gewillige beulen van de Amerikaanse historicus Daniel Goldhagen. De rode draad die de verschillende hoofdstukken verbindt, is de vraag 'naar de lotgevallen van het cartesiaanse ego'.

In de moderne filosofie sinds Descartes is een belangrijke plaats ingeruimd voor het menselijke subject. Dit subject wordt door de rationalist Descartes opgevat als een tijdloze, rationele een autonome rede. Descartes plaatst dit subject niet alleen tegenover de wereld, maar ook tegenover het lichaam, dat wordt opgevat als een vergankelijk, irrationeel en door externe krachten beheerst object. De invloed van dit dualisme in de moderne westerse wijsbegeerte is moeilijk te overschatten en werkt tot op heden door. Vanaf het begin van de negentiende eeuw is deze traditie echter ook onder toenemende kritiek komen te staan. De 'meesters van het wantrouwen' Marx, Nietzsche en Freud betoogden vanuit verschillende invalshoeken dat de tijdloze  rationaliteit en autonomie een illusie is. Het denkende subject, zo stellen zij, wordt, vaak zonder dat het dit zelf beseft, sterk beînvloedt door de vooroordelen van zijn tijd, door zijn maatschappelijke klasse en door onbewuste lichamelijke driften.

Twintigste eeuwse filosofen als Heidegger, Wittgenstein en Merleau-Ponty voegden daar aan toe dat de menselijke subjectiviteit altijd al is ingebed in een lichaam en een wereld, die nooit volledig doorzichtig kunnen worden gemaakt. Deze kritiek op de cartesiaanse opvatting van het subject behoort inmiddels tot het standaardrepertoire van zowat iedere filosoof uit zowel de continentale als de angelsaksische traditie.

Zizek neemt in Het subject en zijn onbehagen  op dit punt, met Lacan en in de voetsporen van de negentiende eeuwse filosoof Schelling, een verfrissend tegendraadse positie in. In tegenstellng tot de meeste filosofen identficeert hij het onbewuste namelijkniet met die ondoorzichtbare achtergrond van lichaam en wereld, maar juist met de cartesiaanse 'rationele machine zonder lichaam'. Het onbewuste is  het rationele subject voor zoverre het oorspronkelijk 'ontwricht' is, botsend met zijn gecontextualiseerde situatie. Waar veel postmoderne denkers het subject 'dood' verklaren en een poging ondernemen daartegenover de veelheid van feministische, homsexuele en etnische subjectiviteiten in kaart te brengen, daar is het Zizek juist te doen om het beschrijven van 'het subject  beroofd van zijn subjectiviteit'. Dit 'monster' is nu precies het cartesiaanse subject dat de moderne filosofie vruchteloos heeft geprobeerd te domesticeren en waarmee de postmoderne filosofie tevergeeft probeert af te rekenen.

Dit subject mag overigens niet verwisseld worden met  het zelf. Het zelf is de indentiteit die we ons in de loop van ons levensverhaal toeëigenen, terwijl het subject de leegte zélf is, die opgevuld wordt door 'de steeds veranderende centra van narratieve zwaarterkracht'. Omdat deze leegte per definitie niet kan worden gedacht, is hij het werkelijke subject van het onbewuste. Als zodanig is het cartesiaanse subject het moment van de radicale waanzin, dat voortdurend moet worden gedomesticeerd.

Tegen deze achtergrond Zizek in discussie met de Amerikaanse filosoof Dennet, die in Consciousness explained een radicale aanval inzet op 'het cartesiaanse theater'. Volgens Dennet, wiens positie op dit punt opvallende overeenkomsten vertoont met het postmoderne deconstructivisme, is het cartesiaanse subject een illusie. De menselijke geest kent in zijn visie geen 'meester-zelf', maar bestaat uit een verzameling in de loop van de evolutie vaag gecoördineerde mentale functies, die ieder tijdelijk de coörditie in handen krijgen. De menselijke geest is als het ware een pandimonium van strijdende krachten: de woorden en neigin dringen zichzelf op, zodat we vaak iets zeggen of doen zonder van te voren te weten wat we willen zeggen of doen. Hoewel Zizek zich wel kan vinden in Dennetts opvatting van de geest als een pandimonium van krachten en in diens kritiek op het idee van een meester-zelf, miskent hij volgens Zizek ten onrechte de fundamentele rol van het zelf-bewustzijn.. Dit bestaat in de spontaan-reflexieve aanvaarding van bepaalde wensen,verlangen en neigingen uit dit pandimonium alsonze  beweegredenen. Zelfs het ons overgeven aan een neiging verondersteld reeds de actieve aanvaarding van deze neiging als de onze. Het subject mag dan met Dennet een symbolische fictie worden genoemd, het is wel een fictie die effecten in de werkelijkheid met zich meebrengt.

In de  laatste hoofdstukken van zijn boek richt Zizek zijn aandacht op de wederwaardigheden van het menselijk subject in cyberspace. Daarbij moet vooral de euforie omtrent de voor de elektronische media kenmerkende interactiviteit het ontgelden. Weliswaar sluit de interactiviteit naadloos aan bij de interpretatie van het subject als zuivere activiteit, maar daarbij mag volgens Zizek niet vergeten worden een subject, teneinde 'zuiver' actief te kunnen zijn, steeds opnieuw gedwongen is zijn onvermijdelijke passiviteit te externaliseren. Onze angst om het object  van de ander te worden, zet ons aan tot interpassiviteit, de houding waarin we anderen voor ons laten lijden. De betrokkenheid van veel Westeuropeanen bij de oorlog in Bosnië noemt  Zizek hiervan een pregnant voorbeeld.

Het experimenteren met identiteiten in virtual reality is voor Zizek evenwel de 'bijna perfecte illustratie' van Lacaniaanse idee van het zelf (ego) als supplement van het subject. Op een nog radicalere wijze dan in het dagelijkse leven scheidt virtual reality de sociale rollen die we spelen van  onzelf. Met behulp van viruele personages kunnen we fantasieën over onszelf en de ander uitleven die we in de realiteit voor onze rekening  kunnen of willen nemen. Desalniettemin staat Zizek bijzonder sceptisch tegenover de cybereuforici die verkondigen dat cyberspace de potentie bezit alle menselijke verlangens volledig te bevredigen. De vlucht in cyberspace past weliswaar perfect in de tendens van de hedendaagse mens de als ondraaglijk ervaren realiteit te ontvluchten, maar aan dezelfde pijnlijke  realiteit ontlenen we ook ons grootste genot. Bovendien is het altijd mogelijk dat een plotselinge storing in het digitale netwerk, bijvoorbeeld door een effectief computervirus of daad van agressie, ons op traumatische wijze plotsklaps  terugplaatst in de realiteit.

Het lezen van Zizeks niet overdreven systematische teksten vereist, vooral van de niet in de lacaniaanse terminologie ingewijde lezer, enig doorzettingsvermogen. Dat geldt zeker voor de onderhavige vertaling, die nogal wat storende (ver)taalfouten en kreupele zinnen bevat, hetgeen het begrip van de tekst vanzelfsprekend niet echt bevordert. Maar de  dartele en vaak verassende capriolen van Zizeks geest nemen veel van het onbehagen weg. En dat is voor een boek met deze titel mooi meegenomen.

Nieuws

Deze website wordt momenteel vernieuwd

Onlangs verschenen

Boeken van Jos de Mul

Doorzoek deze website

Contactinformatie