Essays in newspapers and cultural magazins
Typography
  • Smaller Small Medium Big Bigger
  • Default Helvetica Segoe Georgia Times

Jos de Mul. Overweldigd door een nieuw soort natuur. Vrij Nederland. 11 november 2015, 79-81.

Wat doordringt ons meer van onze eigen nietigheid dan de informatietechnologie? Filosoof Jos de Mul verbindt ‘het sublieme’, vroeger voorbehouden aan adembenemende ervaringen van natuurlijke verschijnselen met een heilige uitstraling, aan de ongemakkelijke vragen die nieuwe technologieën met zich meebrengen.

De een wat vaker dan de ander, maar iedereen maakt in zijn leven wel eens een uitzonderlijke gebeurtenis mee, iets dat je voor een moment boven de werkelijkheid van alledag verheft. De aanleiding kan heel verschillend zijn. Een adembenemend uitzicht dat zich plotsklaps voor je ogen ontrolt, een muziekstuk dat je diep van binnen raakt, een plotselinge verliefdheid die je leven op zijn kop zet. Dergelijke ervaringen worden wel subliem genoemd. Ze hebben betrekking op zaken die ons op een of andere wijze door hun grootsheid overweldigen. Dat overweldigende onderscheidt ze van alledaagse schoonheidservaringen. Het sublieme is de stiefzuster van het schone. Het is schoonheid met een twist, omdat de bewondering vermengd is met het onbehaaglijke gevoel dat we de ervaring niet in de hand hebben. Hoewel het sublieme zich op uiteenlopende terreinen kan voordoen, is het traditioneel vooral verbonden met de overmacht van de natuur. In de afgelopen eeuw heeft het sublieme echter een nieuw domicilie gekozen; het heeft zich genesteld in de technologieën die onlosmakelijk verbonden zijn met ons alledaagse leven. Maar naarmate de technologie steeds meer in het teken komt te staan van onvoorspelbare en onbeheersbare computeralgoritmen, lijkt het technologisch sublieme opnieuw het karakter van een overmachtige natuur aan te nemen. Een nieuw soort natuur, dat wel. En dat roept ongemakkelijke vragen op.

Kleine geschiedenis van een groot begrip

 Als we het technologisch sublieme van onze huidige cultuur willen begrijpen, is het goed een moment stil te staan bij de geschiedenis van dit begrip. Hoewel het woord ‘subliem’ pas in de veertiende eeuw voor het eerst opduikt in de Europese talen, reiken de wortels ervan veel verder terug in de geschiedenis. Het gaat via het Latijnse sublimis (letterlijk: hoog in de lucht) terug op het Griekse upsous. De oudst bekende tekst waarin dit woord in de titel voorkomt, is het uit de eerste eeuw daterende Peri upsous (Over het sublieme). De auteur, Longinus, bespreekt daarin allerlei voorbeelden van sublieme literatuur. Het gaat dan veelal over grootse en verheven zaken die zijn verbonden met heftige emoties. In het bijzonder het sublieme landschap raakt aan het goddelijke: ‘De natuur plant in onze ziel de onoverwinnelijke liefde voor al wat verheven is en heiliger dan wijzelf.’

Toch zou het tot zeventiende en achttiende eeuw duren voordat het sublieme een ware zegetocht zou beginnen door de Europese cultuurgeschiedenis. In de periode tussen de barok en de Romantiek groeit het niet alleen uit tot het kernbegrip van de moderne esthetica en kunstfilosofie, maar ontpopt het zich tevens tot een belangrijke ethische en metafysische notie.

Het moderne sublieme wordt, net als bij Longinus, vooral verbonden met natuurlijke verschijnselen die een bovennatuurlijke of zelfs heilige uitstraling hebben, zoals hooggebergten, stormachtige oceanen en de nachtelijke sterrenhemel (het type schilderijen waar de romantische schilder Caspar David Friedrich beroemd mee werd). Vandaar dat het sublieme in het Nederlands ook wel wordt aangeduid als het verhevene (en in het Duits als het Erhabene). Dat duidt niet zozeer op een terugkeer naar een voormodern religieus wereldbeeld, maar is veeleer een poging het heilige in het alledaagse te herontdekken. Of zoals de Duitse romanticus Novalis het uitdrukt: ‘Door aan het gewone een hoge betekenis, aan het alledaagse een geheimzinnig aanzien, aan het bekende de waardigheid van het onbekende, aan het eindige de schijn van het oneindige te geven, romantiseer ik het. Omgekeerd geldt de operatie voor het hogere, onbekende, mystieke, oneindige... het krijgt een gewone uitdrukking.’

Wat daarbij opvalt, is dat het moderne sublieme in scherp contrast wordt geplaatst met het schone. Mooie dingen – een schitterende zonsopgang, welluidende muziek, een welgevormd lichaam – verschaffen ons een aangenaam gevoel. Dergelijke ervaringen voeden onze hoop dat we in een harmonieuze en doelmatige wereld kunnen leven. Het sublieme, daarentegen, is verbonden met ervaringen die door hun grenzeloze, excessieve of chaotische karakter deze hoop ondermijnen.

De filosoof Immanuel Kant onderscheidt daarbij twee vormen van het sublieme. Het mathematisch sublieme wordt in onze geest opgeroepen door het onmetelijk grote, door zaken die onze verbeelding en verstand overstijgen, zoals de sterrenhemel. Het dynamisch sublieme daarentegen, confronteert ons met overweldigende natuurkrachten zoals vulkaanuitbarstingen, aardbevingen en tsunami’s. Beide vormen van sublieme ervaring doordringen ons van onze eigen nietigheid.

Toch is de ervaring van het moderne sublieme niet zonder meer negatief. Hoewel het onmetelijk grote en potentieel vernietigende gevoelens van vrees en angst kan oproepen, is het op veilige afstand contempleren van het sublieme (zoals dat bijvoorbeeld gebeurt wanneer we in een museum een schilderij van een stormachtige zee bewonderen) tegelijkertijd een aangename ervaring. De ervaring van het sublieme is daarmee uiterst ambivalent. Het sublieme roept zowel bewondering als huiver in ons op, het trekt ons aan en stoot ons af. De tegengestelde gevoelens versmelten – zoals dat bijvoorbeeld ook gebeurt bij het kijken naar een horrorfilm – tot één enkele ambigue ervaring. Dat weerspiegelt zich in de vaak paradoxale definities die van het sublieme worden gegeven. Het sublieme is ‘a pleasure mingled with horror’ (John Dennis), ‘a delightful terror’ (Edmund Burke), ‘negative Lust’ (Kant).

De dichter-filosoof Friedrich Schiller zet nog een stap verder op de ladder van het unheimliche door het sublieme buiten de veilige cocon van de kunst te plaatsen. Hij onderscheidt daartoe de theoretische reflectie op het sublieme van de praktische confrontatie ermee. Volgens Schiller kunnen we het sublieme pas werkelijk ervaren wanneer we strijdend tegen een overmachtige natuur of vijand ten onder gaan: Groß kann man sich im Glück, erhaben nur im Unglück zeigen (Men kan groot zijn in tijden van voorspoed, maar verheven slechts in tijden van ongeluk). Met deze transformatie van de betekenis van het sublieme van een relatief veilige reflectie op het onmetelijke tot een potentieel vernietigende praktijk, plaveit Schiller de weg die voert naar de bij uitstek moderne ervaring van het technologisch sublieme. 

Van natuur naar technologie

 

Vanaf het midden van de negentiende eeuw tot op heden zien we dat de ambigue ervaring van het sublieme langzaam verschuift van de natuur naar de technologie. Die verschuiving hangt nauw samen met de spectaculaire groei van de moderne wetenschap en technologie en de daarmee verbonden secularisatie. Een van de gevolgen daarvan is een fundamentele onttovering van de natuur. In plaats van de zetel van het heilige wordt deze in toenemende mate een object van technologische beheersing. De natuur noopt nu vooraleerst tot technisch ingrijpen. En goddelijk bestuur wordt mensenwerk.

In zijn boek American Technological Sublime (1994) laat David Nye zien hoe de ervaring van het sublieme in de Verenigde Staten, traditioneel verbonden met natuurverschijnselen als de Grand Canyon, gedurende de twintigste eeuw werd gecomplementeerd en uiteindelijk overvleugeld door het technologisch sublieme: de sublimiteit van de wolkenkrabber, de metropolis, de automobiliteit, de kernenergie, de lucht- en ruimtevaart.

Maar van alle twintigste-eeuwse technologie lijkt de computer – door Turing niet ten onrechte de universele machine genoemd, omdat hij iedere denkbare machine kan simuleren – de moeder van alle sublieme technologieën. In een wereld waarin de computer de meest dominante technologie is geworden, wordt alles – van de moleculen waaruit we zijn opgebouwd tot aan onze intiemste gedachten – getransformeerd tot een relationele database, een collectie van elementen die op alle denkbare manieren kunnen worden gerecombineerd.

Ook hier laten zich twee vormen van het sublieme onderscheiden. Het mathematisch sublieme verschijnt in het tijdvak van de computer in de vorm van combinatorische explosies en multiversa. Een fascinerend voorbeeld daarvan werd in 1944 bedacht door de Argentijnse schrijver Jorge Louis Borges in zijn verhaal ‘De bibliotheek van Babel’. Die denkbeeldige bibliotheek bevat alle mogelijke boeken van 410 bladzijden die gemaakt kunnen worden door de letters van het alfabet telkens anders te recombineren. Dat aantal is hyper-astronomisch, vergeleken waarbij het aantal atomen in het universum verwaarloosbaar klein is (zie vn.nl/babel).

Inmiddels is het informatietechnologisch sublieme de literaire verbeelding voorbij. Zo zien we bijvoorbeeld in het onderzoek naar het menselijk genoom – een database van ca. 20.000 genen, die bestaan uit miljoenen ‘letters’ (de vier verschillende moleculen waaruit het dna is opgebouwd) – vergelijkbare combinatorische explosies optreden. Daar wordt gewerkt met spreadsheets met tot wel 10 miljoen kolommen met de ‘letters’ van de genetische code, en honderdduizenden rijen met de verschillende genomen van individuen die hun dna hebben afgestaan. De verwachting is dat het genomics onderzoek in 2025 jaarlijks 1.000.000.000.000.000.000.000 letters aan code in kaart zal brengen, een tekstsliert die je tienduizend keer om ons zonnestelsel kunt winden. Wie zich daar een voorstelling van probeert te maken, beseft dat de term Big Data als een eufemisme moet worden beschouwd. De jacht op het technologisch sublieme blijft bovendien niet beperkt tot onze genen; alle aspecten van het menselijk leven – van ons koop-, stem- en opvoedingsgedrag tot aan onze financiële transacties en bewegingen door de publieke ruimte – worden opgeslagen in een wereldwijd netwerk van datacentra. Overheden en multinationals als Google en Facebook trachten door middel van datamining en profiling betekenisvolle patronen in deze gigantische datawolk te ontdekken. Dankzij de slimme algoritmen van deze ‘datascope’ – microscoop en telescoop ineen – kunnen zij dieper in ons leven en onze samenleving kijken dan ooit tevoren.

Net zoals het natuurlijke sublieme, heeft ook het informatietechnologisch sublieme een heilig aura. De datascope belooft ons goddelijke alwetendheid en voorzienigheid. Hij zal ons niet alleen in staat stellen patronen te onthullen die de individuele geest verre overstijgen, maar het ook mogelijk maken ons toekomstig koopgedrag, de ziekten die we zullen krijgen en de criminele activiteiten die we gaan ondernemen te voorspellen en waar nodig te corrigeren. Hier past slechts religieuze eerbied. Dat lijkt althans de geestestoestand te zijn van de journalist die onlangs in de wetenschapsbijlage van de Volkskrant over Big Data en genomics schreef: ‘Hier ligt vast wat we zijn en nog kunnen worden; hier ligt de belofte van ons nageslacht, maar ook de erfenis van onze voorouders.’ 

Natuur 2.0

De vraag is evenwel of dit dataïstische enthousiasme niet voorbijgaat aan de dynamische dimensie die het technologisch sublieme ook aankleeft. En die blijkt ook hier nogal unheimlich! Waar de ‘oude natuur’ in toenemende mate wordt gecontroleerd door de technologie en tot een culturele categorie is geworden (heel Nederland is inmiddels een cultuurlandschap), daar wordt onze informatietechnologische omgeving – van de genetisch gerecombineerde hybriden tot aan de onbeheersbare financiële algoritmen waarin de bancaire wereld grossiert – zo complex en onvoorspelbaar, dat we deze in toenemende mate als een van ons onafhankelijk en overmachtige kracht gaan beschouwen. De wondere wereld van de informatietechnologie lijkt zich te ontpoppen als een ‘natuur 2.0’ met een eigen intentionaliteit en agenda (zie vn.nl/nextnature).

Net zoals het heilige in premoderne tijden heeft ook de informatietechnologie een Januskop: zij belichaamt zowel onze onstilbare hoop op heil (van de productie van brandstof en voedsel voor de nog immer groeiende wereldbevolking en de genezing van ziekten tot aan de verwerkelijking van het transhumanistische verlangen naar onsterfelijkheid), als onze diepste angsten voor een overmachtige technologie. Zo waarschuwde de beroemde natuurkundige Stephen Hawking onlangs dat superieure kunstmatige intelligenties wel eens het einde zouden kunnen betekenen voor het menselijke ras.

In zijn dynamische vorm confronteert het informatietechnologisch sublieme ons met andere woorden met onze nietigheid 2.0: het gaat niet alleen meer om onze individuele sterfelijkheid, maar om de uitsterfelijkheid van de menselijke soort. En dat roept unheimliche vragen op. Moeten we niet uit alle macht proberen dit noodlot af te wenden en onze technologische hybris afwerpen? Of is het ons lot het informatietechnologische sublieme in blinde hoop te omarmen, iets wat we immers altijd al gedaan hebben sinds de god Prometheus ons de techniek schonk? De mens is, om de pregnante definitie van de filosoof Helmuth Plessner te gebruiken, van nature kunstmatig. Technisch handelen is deel van de menselijke natuur en daarom is het mensonmogelijk niet-technisch te zijn. En misschien ligt in de affirmatie van het technologisch sublieme wel onze hoogste bestemming. Gaan immers niet, zoals Nietzsche het uitdrukt, alle grote dingen door hun eigen toedoen te gronde? Zelfoverstijging als ethisch imperatief. Of zoals Ronald Dworkin het formuleert: ‘We moeten niet weglopen voor de nieuwe verantwoordelijkheden en we moeten doen wat wij als stervelingen sinds de dagen van Prometheus steeds gedaan hebben: spelen met vuur en de consequenties daarvan aanvaarden. Het alternatief is lafheid in het aangezicht van het onbekende.’ Subliemer kan het niet worden. 

Jos de Mul is hoogleraar Wijsgerige antropologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij is auteur van onder meer De domesticatie van het noodlot. De wedergeboorte van de tragedie uit de geest van de technologie  (Lemniscaat, 4de druk 2014) en Kunstmatig van nature. Onderweg naar Homo sapiens 3.0 (Lemniscaat, 2014; vanaf derde druk: Boom, 2024).

Nieuws

Deze website wordt momenteel vernieuwd

Vanwege de transitie naar Joomla 5 en de JA Teline V Magazine template is deze website voorlopig onder constructie. De meer dan duizend items die betrekking hebben op mijn publicaties, lezingen en media-optredens zijn weliswaar nog steeds allemaal te raadplegen, maar bij een deel (veelal oudere) items moeten tekst, afbeeldingen en/of audiovisuele clips opnieuw of alsnog worden toegevoegd. Klik voor details over de opbouw van deze website en het gebruik van de nieuwe database annex zoekmachine de LEES MEER button.

Nieuwe druk Kunstmatig van Nature: juni 2024.

Vanaf de derde druk verschijnt Kunstmatig van nature. Onderweg naar Homo sapiens 3.0 bij Uitgeverij Boom. Delen van dit boek behoren tot de VWO eindexamenstof Filosofie  2024 t/m 2028, die de vraag naar de mens in relatie tot wetenschap en techniek als thema heeft.

Onlangs verschenen

Boek van de dag

Doorzoek deze website

Contactinformatie