Articles in academic journals
Typography
  • Smaller Small Medium Big Bigger
  • Default Helvetica Segoe Georgia Times
Gerry van den Broek en Jos de Mul. Tragisch ouderschap en de attitude van de ouderbegeleider. In: Systeemtherapie.Jrg.10, no. 2 (1998), 90-100.

Inleiding

De afgelopen decennia is het vak ouderbegeleiding ten onrechte in een verdomhoekje terechtgekomen. Veel hulpverleners die ouders begeleiden, oriënteren zich bij hun werk op theorieën en therapieën waarin geen specifieke aandacht wordt besteed aan ouderschapsproblemen. Deze worden versmald tot pedagogische problemen, of verward met persoonlijkheids- of relatieproblematiek. Dit doet afbreuk aan het specifieke karakter van de ouder als cliënt. 

Alice van der Pas' tiendelige Handboek methodische ouderbegeleiding, waarvan inmiddels de delen 1, 2, 5 en 9 zijn verschenen,  voorziet in een duidelijke behoefte. Volgens Van der Pas dient de ouderbegeleider er van uit te gaan dat de ouder eindverantwoordelijk is. Dit uitgangspunt vloeit voort uit de veronderstelling dat ouderschap een besef van verantwoordelijk-zijn impliceert. Dat besef maakt ouders kwetsbaar. Voor ouders met problemen rond hun opvoederschap geldt dat in het bijzonder. Het besef van verantwoordelijk-zijn maakt echter dat de ouder ook in het geval van problemen rond de opvoeding in laatste instantie voor deze opvoeding verantwoordelijk blijft. Zelfs in het geval van gedwongen hulpverlening dient uitgegaan te worden van eindverantwoordelijkheid van de ouder.  De ouder dient daarom benaderd te worden als iemand die consult vraagt.

Voor ouderbegeleiders die zich in deze uitgangspunten herkennen, is het Handboek methodische ouderbegeleiding van grote waarde. Het biedt een verhelderend overzicht van de verschillende dimensies van de ouderbegeleiding. Het expliciteren van de vooronderstellingen die veel ouderbegeleiders, vaak zonder zich daarvan volledig bewust te zijn, bij hun werk hanteren, helpt hen deze vooronderstellingen beter te begrijpen en bewuster toe te passen, Daardoor kunnen mogelijk de veel voorkomende valkuilen beter worden vermeden.

Dat betekent vanzelfsprekend niet dat er geen kritiek mogelijk zou zijn op het Handboek methodische ouderbegeleiding. In dit artikel willen we enkele kanttekeningen maken bij het cruciale  begrip van het ouderlijke 'besef van verantwoordelijk-zijn'. Daarmee hopen we bij te dragen aan de verheldering van de theoretische reikwijdte en methodische bruikbaarheid van dit  begrip.1

Uitgangspunt in het Handboek Methodische Ouderbegeleiding is dat de ouderbegeleider de ouderbegeleidende positie inneemt, d.w.z. de positie waarin hij of zij de eigen vermeende verantwoordelijkheid voor het kind ondergeschikt maakt aan het besef van verantwoordelijk-zijn van de ouder. Deze specifieke positie, waarin de ouder  nadrukkelijk als eindverantwoordelijke wordt erkend en benadert,  onderscheidt de ouderbegeleiding op een fundamentele wijze van therapeutische interventies in de ouder-kindrelatie en van therapie aan ouder of kind afzonderlijk. De vraag die we aan de orde willen stellen is of  je deze positie in alle gevallen moet of zelfs kunt kunt blijven innemen. 

Het  'besef van verantwoordelijk-zijn' als eigenschap van alle ouderschap

Alvorens nader op deze vraag in te kunnen gaan, dienen we eerst stil te staan bij de vraag wat nu  precies onder 'het besef van verantwoordelijk-zijn' moet worden verstaan. Van der Pas, die dit begrip in haar achtereenvolgende publikaties geleidelijk heeft uitgewerkt en verduidelijkt, is op dit punt niet geheel eenduidig. Het begrip blijkt namelijk verschillende  betekenisaspecten te bezitten. Bovendien lijkt er in de uitwerking en verheldering van het begrip ook een zekere verschuiving in de betekenis op te treden. In deze en de volgende paragraaf zullen we daarom de publikaties van Van der Pas in chronologische volgorde bespreken.

In het medio 1993 geschreven artikel "Hiërarchie anders geïnterpreteerd: verslag van een zoektocht", waarin het begrip 'besef van verantwoordelijk-zijn' voor het eerst wordt besproken, stelt  de auteur dat het besef van verantwoordelijk-zijn voor het kind oudergedrag onderscheidt van kindgedrag, en het ouderschap van de mens van dat  van het door instinctmatig gedrag gekenmerkte dier (Van der Pas 1994a, 36). Vervolgens omschrijft zij dit begrip, met een (ook in latere artikelen terugkerende) verwijzing naar Mariette Hellemans, die zich op haar beurt op de Franse filosoof Levinas beroept,  als volgt: "'Besef' duidt op een mengsel van zien en weten en willen, op een appèl waar men niet onderuit wil noch kan (Hellemans 1982), op iets wat zich beweegt tussen voor- en halfbewust, en soms duidelijk bewust. 'Verantwoordelijk zijn' houdt een tijdloos en onvoorwaardelijk behartigen van de lichamelijke en geestelijke belangen van het kind in, ongeacht  de vorm die een cultuur aan ouderschap geeft" (Van der Pas 1994a, 37).

Ook in de delen 5 en 1 van het Handboek Methodische Ouderbegeleiding (gepubliceerd in respectievelijk 1993 en 1994) wordt het besef van verantwoordelijk-zijn beschreven als een besef dat eigen is aan het ouderschap. Zo lezen we in deel 5: "Het besef van verantwoordelijk-zijn is het enige specifieke van alle ouderschap, en soms het enige waarop de ouder in tijd van nood kan terugvallen" (Van der Pas 1993, 20, cursivering GvdB/JdM). In deel 1 van het Handboek vinden we, naast een vrijwel woordelijke herhaling van de eerder geciteerde definitie uit het artikel van 1993 (Van der Pas 1994b, 24-5), de volgende toelichting: "Negenennegentig procent van de ouders blijkt dat besef te ontwikkelen binnen een maand na de geboorte van het kind ¼ Het is een appèl waar een ouder niet onderuit kan. 'Hun ervaring is: opgevorderd te zijn door het kind. Zij hebben minder de indruk verantwoordelijkheid te nemen dan verantwoordelijk gesteld te zijn' (Hellemans, 1982)" (Van der Pas 1994b, 22-4).

Verantwoordelijk-zijn, verantwoordelijkheidsbesef en verantwoord handelen 

Alvorens de ontwikkeling van het  begrip 'besef van verantwoordelijk-zijn' in de geschriften van Van der Pas te vervolgen, willen we nog een moment stilstaan bij twee onderscheidingen die voor een goed verstaan van dit begrip cruciaal zijn.

In de eerste plaats dienen we het besef van verantwoordelijk-zijn te onderscheiden van verantwoordelijk handelen. Van der Pas merkt op,  dat wie een besef van verantwoordelijk-zijn heeft, niet noodzakelijk ook bekwaam oudert  (Van der Pas 1994b, 25). Men beseft wel dat men verantwoordelijk is,maar men beantwoordt niet (adequaat) aan het van dit besef uitgaande appèl vervolgens ook verantwoordelijk te handelen. Waarschijnlijk bestaat er geen ouder die nooit een kloof heeft ervaren tussen het besef onvoorwaardelijk verantwoordelijk te zijn en het onvermogen volledig overeenkomstig deze grote verantwoordelijkheid te handelen.

In de tweede plaats mogen we niet vergeten dat ook verantwoordelijk-zijn en het besef daarvan niet altijd samenvallen. Van der Pas heeft dit onderscheid ons inziens onvoldoende  in het oog wanneer zij in haar uiteenzetting van het begrip 'het besef van verantwoordelijk-zijn' naar Hellemans  verwijst. In het geciteerde artikel 'Pedagogische verantwoordelijkheid' spreekt Hellemans nadrukkelijk over verantwoordelijk-zijn.: "Verantwoordelijkheid kent geen waarom, is niet afhankelijk van onze vrijheid, niet van ons standpunt tegenover de ander. Ik breng die verantwoordelijkheid niet op, noch op eigen initiatief, noch als antwoord op een appèl. Ik bèn die verantwoordelijkheid. Verantwoordelijk zijn voor¼ is de grondstructuur van mijn subject zijn. ¼ De mens is in wezen de gegijzelde van de andere" (Hellemans 1982, 147).  Hellemans spreekt in dit citaat, anders dan Van der Pas, niet  van een besef van verantwoordelijk-zijn, en ook niet van een appèl,  maar van een zijnstoestand. Het is vanzelfsprekend mogelijk, dat ons verantwoordelijk-zijn met een besef daarvan gepaard gaat,en dat dit besef als een appèl ervaren wordt (en in de praktijk blijkt dat gelukkig zelfs vaak het geval te zijn), maar dit is niet noodzakelijk zo. Er zijn ouders die om een of andere reden dit besef niet, of slechts in een zeer geringe mate, bezitten. En ook deze ouders zullen dan - en waarschijnlijk vaker dan hen die het besef wel (of in sterkere mate)  bezitten - onverantwoordelijk handelen.

Het  'besef van verantwoordelijk-zijn' als axioma van de ouderbegeleiding

In een aantal latere publicaties van Van der Pas en ook in de cursus ouderbegeleiding die een van ons (GvdB) de afgelopen jaren volgde, krijgt het begrip 'besef van verantwoordelijk-zijn' een ander accent.  Zij noemt het begrip nu niet langer een eigenschap van het ouderschap, maar een axioma, dat wil zeggen: een niet bewezen, maar als grondslag aanvaarde stelling. Zo wordt in het artikel Nogmaals: de bagage van de ouderbegeleider uit 1996 het besef van verantwoordelijk-zijn niet langer primair toegeschreven aan de ouders, maar gepresenteerd als een methodisch uitgangspunt, dat men als hulpverlener al of niet kan kiezen. "Het enige wat je als ouderbegeleider onder controle hebt, is hoe je over ze [de ouders] denkt. Ik zeg bewust 'controle'. Als ouderbegeleider kun je namelijk besluiten om in je denken het gegeven in te calculeren dat elke ouder een besef van verantwoordelijk-zijn heeft ¼" (Van der Pas 1996c, 26). In een reactie op een eerdere versie van dit artikel lichtte Van der Pas dit als volgt toe: "Een axioma is inderdaad een aanname vooraf waarvan de evidentie vanzelfsprekend wordt geacht. Je kunt van alles als axioma nemen, maar je moet  het niet te gek maken. Een axioma moet enigermate worden weerspiegeld in de manier waarop de dingen werken. 'De dingen' zijn in dit geval ouders. Omdat het overgrote merendeel van de ouders een besef van verantwoordelijk-zijn heeft, heb ik dit concept tot axioma 'gemaakt' voor de praktijk van degene die ouders als cliënt heeft. Dat betekent echter niet méér  dan dat je doet alsof jouw ouder-cliënt een besef van verantwoordelijk-zijn heeft. Het is te vergelijken met de rechter die ervan uitgaat dat iedere beklaagde een geweten heeft en met de psychoanalyticus die ervan uitgaat  dat alles wat zijn patiënt zegt een vrije associatie is" (persoonlijke mededeling, april 1997, curs. GvdB/JdM).

In het licht van de onderscheidingen die in de vorige paragaaf werden gemaakt, is de axiomatische opvatting van het besef van verantwoordelijk-zijn een vruchtbaar methodisch uitgangspunt. Door er bij de ouderbegeleiding methodisch van uit te gaan dat de ouder dit  besef bezit, ook en juist wanneer er in werkelijkheid sprake is van onverantwoordelijk handelen, wordt de ouder uitgenodigd overeenkomstig dit besef te handelen. Dat is wat De Boer in Grondslagen van de kritische psychologie contrafactische anticipatie noemt: "We gaan er bij de menselijke interactie altijd - contrafactisch - van uit dat elke actor bereid is rekenschap af te leggen van zijn handelen, dat hij de normen die hij in acht neemt gerechtvaardigd acht en desgevraagd bereid is deze te verdedigen. Dit is een onderstelling die we moeten maken wil er van echte dialoog en communicatieve praxis sprake zijn" (De Boer 1980, 86). Bij een 'contrafactische anticipatie' van het besef van verantwoordelijk-zijn lopen we vooruit op iets dat nog geen feit (d.w.z. contra-factisch) is, maar dat juist (of ten minste mede) door de verwachting in het leven wordt geroepen.

Contrafactische anticipatie speelt een belangrijke rol in de opvoeding, wanneer je bij kinderen appelleert aan een verantwoordelijkheidsbesef dat er nog niet (volledig) is, maar dat mede door dit appèl wordt bevorderd. Ook voor de ouderbegeleider die de ouderbegeleidende positie wil innemen, is deze houding een noodzakelijk uitgangspunt. Er wordt daarmee geappelleerd  aan een verondersteld, maar door de ouder niet altijd reeds (ten volle) beseft verantwoordelijk-zijn. Zo neem je de eindverantwoordelijkheid van de ouder serieus, ook wanneer die op het moment dat de begeleiding begint, nog niet daadwerkelijk door hen wordt genomen, en zelfs wanneer het besef van verantwoordelijk-zijn geheel ontbreekt.

Het  'besef van verantwoordelijk-zijn' als onbeheersbare mogelijkheid

Dat de ouderbegeleider er methodisch vanuit moet gaan dat de ouder een besef van verantwoordelijk-zijn bezit, zijn we geheel met Van der Pas eens. Er zijn echter naar ons inzicht situaties waarbij contrafactische anticipatie nagenoeg onmogelijk is. Er zijn ouders die uiteindelijk niet, of vrijwel niet, aan het appèl dat op hen wordt gedaan, gehoor kunnen geven.2 Dat kan verschillende redenen hebben. We kunnen daarbij bijvoorbeeld denken aan ouders die aan een zware verslaving leiden, of die gebukt gaan onder ernstige psychische problemen.

Ouderbegeleiders hebben regelmatig met dergelijke situaties te maken. De vader van Jody is hiervan een treffend  voorbeeld.

Jody is negen als ze vanwege een ernstige achterstand in haar sociale en emotionele ontwikkeling wordt doorverwezen naar gespecialiseerde hulpverlening. Jody is op vierjarige leeftijd met medeweten van haar moeder door vader sexueel misbruikt. Door een oplettende kleuterjuffrouw is het tot een aangifte gekomen. Omdat er  video-opnamen van het misbruik zijn gemaakt, achtte de rechtbank het misbruik bewezen. Tijdens de rechtszaak kwam aan het licht dat vader als kind zelf sexueel misbruikt is. De vader is om die reden tot een relatief korte straf veroordeeld die hij inmiddels heeft uitgezeten. De ouders zijn inmiddels gescheiden.  De vader wil een bezoekregeling met zijn dochter, waartegen moeder zich hevig verzet, omdat ze bang is voor herhaling van het misbruik. 

Tijdens de ouderbegeleiding komt de zorg van moeder ter sprake, waarbij geappelleerd wordt aan vaders verantwoordelijkheid als ouder. In tegenstelling tot moeder weigert vader echter nog steeds de verantwoordelijkheid voor het misbruik op zich te nemen. Hij ontkent dat er sprake geweest is van dwang. In de loop van de begeleiding bekruipt mij (GvdB) het gevoel dat vader niet beseft wat hij zijn dochter heeft aangedaan. Hoewel ik  gedurende de begeleiding van vader lang heb gepoogd de ouderbegeleidende positie in te blijven nemen, vond ik dat  op een gegeven moment, toen mijn advies werd gevraagd met betrekking tot de bezoekregeling, niet langer verantwoord. In het licht van het voortdurende onvermogen van de vader zijn verantwoordelijk-zijn als ouder onder ogen te zien en de daarmee samenhangende serieuze kans op herhaling van het misbruik leek mij - in ieder geval op dit moment - de axiomatische vooronderstelling van het besef van verantwoordelijk-zijn niet alleen potentieel schadelijkvoor Jody, maar ook voor vader. Hij zou daarmee immers mogelijk een grote schuld op zich laden, ook al zou hij zich daarvan misschien niet onmiddellijk of misschien zelfs wel nooit, volledig bewust zijn.

Deze casus, die, naar recent onderzoek naar de omvang van kindermishandelig bevestigt, geenszins een incident genoemd kan worden, vormt een pijnlijk voorbeeld van de eerder genoemde mogelijkheid dat het besef  van verantwoordelijk-zijn afwezig is. Verantwoordelijk-zijn in de betekenis die Levinas daaraan toekent is geen voldoende voorwaarde om een besef van verantwoordelijk-zijn te ontwikkelen. Dit besef wordt eerst opgeroepen door bepaalde ervaringen die men in het leven opdoet. Van der Pas' beschrijving van het besef van verantwoordelijk-zijn in deel  2 van het Handboek Methodische Ouderbegeleiding  kan hier als illustratie dienen.

Wanneer zij  als voorbeeld van het besef van verantwoordelijk-zijn de gelukzalige ervaring van een vader met zijn kind op schoot noemt, dan wekt  deze ervaring een besef van verantwoordelijk-zijn  in hem op.   Het besef van verantwoordelijk-zijn is een besef dat enerzijds het met het mens-zijn gegeven verantwoordelijk-zijn veronderstelt, maar anderzijds ook bepaalde ervaringen vereist, zonder welke het potentiële besef niet wordt geactiveerd.

Zelfs wanneer het besef van verantwoordelijk-zijn grotendeels biologisch zou zijn  voorgeprogrammeerd, dan nog treedt het pas 'in werking' onder invloed van bepaalde ervaringen. Je kunt dat vergelijken met de ontwikkeling van taal. Ieder mens draagt het vermogen om een taal te leren als biologische 'bagage' bij zich. Maar er is wel een stimulans van de omgeving nodig om dit aangeboren vermogen te ontwikkelen. Als dat niet of te weinig gebeurt tijdens de relatief korte fase in een mensenleven dat we spreken kunnen leren, dan kan dat op latere leeftijd niet of nauwelijks worden ingehaald.  We denken dat iets dergelijks geldt voor het besef van verantwoordelijk-zijn. Wanneer dat (sluimerende) besef gedurende de jeugd niet 'geactiveerd' wordt, dan kan een gebrekkig besef van verantwoordelijk-zijn, of zelfs een geheel ontbreken daarvan,  op latere leeftijd het gevolg zijn. Sommige ouders handelen onverantwoordelijk zonder dat te beseffen en zonder goed in staat te zijn dit besef te ontwikkelen.

Kan men in zulke situaties stellen dat de ouder volledig verantwoordelijk is  voor zijn daden? Is de vader van Jody, die in zijn jeugd buiten zijn schuld voor de rest van het leven ernstig is beschadigd, en daardoor het besef van verantwoordelijk-zijn niet heeft ontwikkeld, op dezelfde wijze verantwoordelijk als iemand die zijn lot bespaard is gebleven? Ook wanneer het antwoord zou luiden dat de ouder verminderd verantwoordelijk is, kan de ouderbegeleider natuurlijk nog steeds een appèl blijven doen op het sluimerende besef van verantwoordelijk-zijn. Slechts door dat te doen wordt de cliënt als ouder erkend. En als we met Levinas en Hellemans het verantwoordelijk-zijn als de grondstructuur van het menselijk bestaan beschouwen, geldt zelfs dat we slechts daardoor de cliënt ten volle als medemens erkennen. Maar de ervaring leert dat er situaties zijn waarin de kloof tussen het verantwoordelijk-zijn en het daarnaar handelen onoverbrugbaar is.

Dat geldt soms zelfs in gevallen waarin er wel een besef van verantwoordelijk-zijn is. We merkten al eerder op dat besef niet noodzakelijk uitmondt in verantwoordelijk handelen.  Een voorbeeld daarvan is  het echtpaar dat werd begeleid na de plaatsing van hun uit Maleisië geadopteerde zoon.

Het gezin heeft een ellendige geschiedenis achter de rug. Het kind blijkt zich van meet af aan niet aan zijn adoptie-ouders te kunnen hechten en gaat steeds ernstiger gedragsstoornissen vertonen. De ouders, die zich  gedurende de ongewenst kinderloos gebleven jaren voorafgaande aan de adoptie heel veel van de opvoeding van hun kind hadden voorgesteld, zijn geheel gedesillusioneerd. Rick wordt zo onhandelbaar dat hij wordt opgenomen. De beide ouders zijn dan inmiddels letterlijk aan het eind van hun krachten. Ze besluiten uiteindelijk de adoptie ongedaan te maken. Hoewel ze zich verantwoordelijk weten voor Rick, zijn ze niet meer in staat deze verantwoordelijkheid te dragen. Rick wordt in een tehuis geplaatst en gaat een ongewisse toekomst tegemoet.

Het tragisch ouderschap

Situaties waarin dat appèl op het (besef van) verantwoordelijk-zijn wordt gedaan, zonder dat het mogelijk is dit te beantwoorden, kunnen in de klassieke zin van het woord tragisch worden genoemd.  Heering definieert in zijn studie over de tragiek door de eeuwen heen  dit verschijnsel als volgt: "Het tragische wordt beheerst door de spanning tussen vrijheid en noodwendigheid - een spanning die onverdraaglijk kan worden omdat beide, in hun volle tegenstrijdigheid, wáár zijn. ¼ Zo maken de omstandigheden alleen het mensenlot niet tragisch, ¼ maar 's mensen aandeel erin, zijn 'schuld' eraan, zijn onbedoelde, onvermijdelijke schuld' (Heering 1961, 17, vgl. De Mul 1994).

Een  klassiek voorbeeld van het tragische ouderschap is dat van Medea, zoals het door Euripides is beschreven. Door goddelijk ingrijpen  wordt Medea, dochter van de koning van Kolchis, hopeloos verliefd op een vreemdeling, de Griek Iason, die uit is op het Gulden Vlies dat zich in het koninkrijk bevindt. Medea helpt Iason het gulden vlies te bemachtigen en ontvlucht met hem en zijn vrienden het land, achtervolgd door haar familie.Wanneer ze worden ingehaald, dreigen de Grieken Medea achter te laten. Om dat te voorkomen lokt zij  haar broer in de val zodat Iason hem kan doden. Na op de vlucht te zijn gehuwd vestigen Medea en Iason zich aan het hof van Korinthe. Wanneer koning Kreon zijn dochter aan Iason ten huwelijk aanbiedt, verstoot hij Medea. Razend van wraakzucht doodt Medea niet alleen haar rivale, maar ook haar twee geliefde kinderen  uit haar huwelijk met Iason.

Wat Medea zo tragisch maakt is dat ze door een kracht die groter is dan zijzelf, haar leven en dat van haar kinderen verwoest. Of het nu primair de wraakzucht jegens Iason is die haar ingeeft hun kinderen te doden, of haar angst dat men haar daad op haar kinderen zal wreken, in beide gevallen kan zij het appèl dat uitgaat van het verantwoordelijk-zijn voor haar kinderen niet beantwoorden. Daarmee richt zij haar kinderen en ook zichzelf ten gronde. We zijn enerzijds geneigd Medea schuldig te noemen, omdat we er vanuit gaan dat  zij verantwoordelijk is voor haar daden, maar we beseffen ook dat Medea tegelijkertijd niet-verantwoordelijk is voor haar daden, aangezien deze het onafwendbare gevolg van een ingreep van de goden zijn.

Ook de ouders in de twee voorbeelden die ik in de vorige paragraaf gaf, zijn in deze klassieke zin tragisch. We spreken  de vader van Jody aan op  zijn verantwoordelijk-zijn voor het gedrag jegens zijn dochter, maar tegelijkertijd ervaren we dat de vader meegesleurd wordt door krachten die hij niet blijkt te kunnen beheersen.  Misschien  is ook hij in een bepaald opzicht verblind door een wraakzucht vanwege hetgeen hem is aangedaan.  Het ontbreken van het besef van verantwoordelijk-zijn lijkt deze vader de mogelijkheid te ontnemen deze verantwoordelijkheid (op adequate wijze) op zich te nemen.

De ouders van Rick zijn eveneens verantwoordelijk, door de adoptie hebben zij de verantwoordelijkheid gekregen voor de opvoeding van dit kind.  Zij beseffen dat ook terdege. Tegelijkertijd blijkt ook in hun geval een overmacht in het spel te zijn die hun in vrijheid gekozen verantwoordelijkheid geheel onbedoeld doorkruist. In dit geval wordt duidelijk dat het hebben van het besef  niet voldoende is. Beide gevallen zijn tragisch, niet alleen voor de betrokkenen, maar ook voor de omgeving, die machteloos toeziet hoe zich een  tragedie voltrekt.

Omgaan met tragisch ouderschap

In de jeugdhulpverlening krijg je met  dergelijke tragische gevallen, waarin de kwetsbaarheid van het ouderschap zo onmiskenbaar tevoorschijn treedt, te maken. Wanneer je als ouderbegeleider die probeert te werken vanuit een ouderbegeleidende positie, in die gevallen vasthoudt aan het axioma van het besef van verantwoordelijk-zijn, dan ervaar  je dat je in een cruciaal opzicht met lege handen staat. Weliswaar kun je in die situaties nog van alles doen om het leed dat zich afspeelt zo veel als mogelijk te verzachten, maar het (methodische en menselijke) streven de ouder als eindverantwoordelijke te beschouwen, stuit hier op een muur. 

Ons inziens dient de ouderbegeleider deze tragische dimensie van sommige ouderschappen onder ogen te zien. Wanneer die wordt miskend, dan bestaat het gevaar dat de ouderbegeleiding op twee  manieren zijn doel voorbijschiet. Wanneer er ten onrechte wordt vastgehouden aan het axioma  dat elke ouder dat besef bezit, dan loopt men niet alleen het gevaar de belangen van het kind op een onverantwoorde wijze op het spel te zetten, maar zadelt men bovendien mogelijk - in het geval de situatie werkelijk uit de hand loopt -  de ouders met een (achteraf) ondraaglijke schuld op. Er wordt dan immers gevraagd naar iets dat ze niet kunnen geven. Ons inziens kan het in zulke gevallen onverantwoord zijn om onvoorwaardelijk van het besef van verantwoordelijk-zijn uit te blijven gaan. De volgende stelling van Van der Pas lijkt ons om die reden wat al te rooskleurig: "Tegenstellingen tussen kindbelang en ouderbelang vallen weg zodra de ouderbegeleider besluit  om te geloven, en durft en blijft geloven, in het besef van verantwoordelijk-zijn van ouders. De ouderbegeleidende positie is, goed beschouwd, de beste vorm van kinderbescherming" (Van der Pas 1996c, 28).

Ons inziens moet een methodiek van de ouderbegeleiding ook een handvat bieden om om te gaan met tragisch ouderschap, dat wil zeggen  met situaties waarin ouders geen (of een zeer gebrekkig) besef van verantwoordelijk-zijn hebben en ook een appèl daaraan onbeantwoord blijft. De erkenning van deze tragiek valt, zowel voor de ouder als voor de ouderbegeleider, zwaar. Voor de ouder, omdat hij niet zelden hardhandig (bijvoorbeeld wanneer hem of haar door de rechter de feitelijke verantwoordelijkheid over het kind wordt ontnomen) geconfronteerd wordt met de grenzen van zijn of haar ouderschap.  Voor de ouderbegeleider omdat hij of zij op pijnlijke wijze wordt geconfronteerd  met de grenzen van het methodisch handelen. Toch is het ons inziens van groot belang het tragische ouderschap niet te ontkennen en de hulpverlener ook in theoretische zin te helpen met deze tragiek om te gaan. Als je in zulke gevallen onvoorwaardelijk vast blijft houden aan een besef van verantwoordelijk-zijn, dan zou het resultaat wel eens vergelijkbaar kunnen zijn met die in de wrange doktersgrap: operatie geslaagd, patiënt overleden

 

Noten

1 Met dank aan Alice van der Pas en Toos van der Zon voor hun uitvoerige commentaar op de eerste versie van dit artikel. Awee Prins danken wij voor zijn constructieve commentaar op de voorlaatste versie.

2 Ook De Boer besteedt in zijn Grondslagen van de kritische psychologie veel aandacht aan de mogelijkheid dat de 'contrafactische anticipatie'  niet blijkt te werken (De Boer 1980, 116-133).

Literatuur

Boer, Theo de, Grondslagen van een kritische psychologie. Baarn: Ambo, 1980.

Heering, H.J., Tragiek. Van Aeschylus tot Sartre. Den Haag 1961.

Hellemans, Mariette, "Pedagogische verantwoordelijkheid". In B. Spiecker, B. Levering, A.J. Beekman (red.), Theoretische Pedagogiek. Meppel: Boom, 1982, 134-150.

Mul, Jos de, De domesticatie van het noodlot. In P. van Tongeren (red.), Het lot in eigen hand. Reflecties op de betekenis van het (nood)lot in onze cultuur. Baarn 1994, 34-75.

Pas, Alice van der, Handboek Methodische Ouderbegeleiding. Deel 5: De Adviesfase. Rotterdam: Donker, 1993.

Pas, Alice van der, "Hiërarchie anders geïnterpreteerd: verslag van een zoektocht". Systeemtherapie, Jrg. 6, nr.1, 24-44, 1994a.

Pas, Alice van der, Handboek Methodische Ouderbegeleiding. Deel 1: Ouderbegeleiding als Methodiek. Rotterdam: Donker, 1994b.

Pas, Alice van der, Handboek Methodische Ouderbegeleiding. Deel 2: Naar een psychologie van ouderschap. Rotterdam: Donker, 1996a.

Pas, Alice van der (red.), Handboek Methodische Ouderbegeleiding. Deel 9: Ouderbegeleiding in Optima Forma. Rotterdam: Donker, 1996b.

Pas, Alice van der, Nogmaals: de bagage van de ouderbegeleider. Velp: Sectie Ouderbegeleiding NVRG, 1996

Samenvatting / Summary:

Een centraal begrip in de tot op heden verschenen delen van  het Handboek methodische ouderbegeleiding van Alice  van der Pas (1993-1996) is 'het besef van verantwoordelijk-zijn' van ouders. In dit artikel worden aan de hand van het fenomeen ' tragisch ouderschap' een aantal kanttekeningen bij dit begrip gemaakt en gepoogd daarmee de theoretische reikwijdte en methodische bruikbaarheid  ervan  te verhelderen.

Tragic parenthood and the attitude of the parent counceler. Some remarks on the concept "the parental awareness of being responsible".

A  central concept in Van der Pas's Psychology of Parenting (1996) and Methodology of parent counseling (1994)  is "the parental awareness of being r esponsible". On the basis of the phenomenon of 'tragic parenthood' the authors explores the theroretical and methodological limits of this otherwise interesting concept.

 

De auteurs

Gerry van den Broek is gezinstherapeute en lid van de NVRG. Zij is als ouderbegeleider verbonden aan het Paedologisch Instituut te Nijmegen.           

Jos de Mul is filosoof. Hij is als hoogleraar wijsgerige antropologie verbonden aan de Faculteit der Wijsbegeerte van de Erasmus Universiteit Rotterdam.

Nieuws

Deze website wordt momenteel vernieuwd

Vanwege de transitie naar Joomla 5 en de JA Teline V Magazine template is deze website voorlopig onder constructie. De meer dan duizend items die betrekking hebben op mijn publicaties, lezingen en media-optredens zijn weliswaar nog steeds allemaal te raadplegen, maar bij een deel (veelal oudere) items moeten tekst, afbeeldingen en/of audiovisuele clips opnieuw of alsnog worden toegevoegd. Klik voor details over de opbouw van deze website en het gebruik van de nieuwe database annex zoekmachine de LEES MEER button.

Nieuwe druk Kunstmatig van Nature: juni 2024.

Vanaf de derde druk verschijnt Kunstmatig van nature. Onderweg naar Homo sapiens 3.0 bij Uitgeverij Boom. Delen van dit boek behoren tot de VWO eindexamenstof Filosofie  2024 t/m 2028, die de vraag naar de mens in relatie tot wetenschap en techniek als thema heeft.

Onlangs verschenen

Boek van de dag

Doorzoek deze website

Contactinformatie