Jos de Mul. Maak de wereld tot een kunstwerk,De Volkskrant, Het Betoog, 5 januari 2008, 5.

De romanticus verlangt hartstochtelijk naar een betere wereld, en dat fanatisme pakt maar al te vaak verkeerd uit, betoogde de Duitse filosoof Rüdiger Safranski in een belangrijk boek uit 2007, Romantik. Eine Deutsche Affäre. Volgens Jos de Mul is Safranski te negatief over de romantiek. Zonder enthousiasme en schone vergezichten vervalt een cultuur tot nihilisme. Wél dient het enthousiasme gepaard te gaan met een vermogen tot zelfrelativering. Het artikel op deze pagina is gebaseerd op de geactualiseerde, vierde herdruk van het boek Het romantische verlangen in (post)moderne kunst en filosofie.

Jos de Mul. Digitale mens zoekt aura in dataïsmeDe Volkskrant, Het Betoog, 17 mei 2008, 5.

Er is waarschijnlijk geen andere tekst die in studies over nieuwe media zo vaak wordt aangehaald als Walter Benjamins Het kunstwerk in het tijdvak van de technische reproduceerbaarheid uit 1936. Onlangs nog citeerde Abram de Swaan hem in zijn brochure Het signaal is ruis geworden (Bert Bakker).

Dat is niet zo verwonderlijk, aangezien in deze korte tekst de briljante ideeën over elkaar heen buitelen. Benjamins essay gaat niet alleen over kunst, zoals de titel suggereert, maar ook over religie, economie en politiek. Het verbindende thema is de transformatie die de menselijke ervaring in deze domeinen ondergaat onder invloed van fotografie en film.

Benjamins visionaire denkbeelden kunnen ons helpen de niet minder fundamentele veranderingen te doorgronden die onze ervaring in ‘het tijdvak van de digitale recombineerbaarheid’ ondergaat. Daarbij kunnen we echter niet volstaan met het klakkeloos toepassen van Benjamins analyse, maar moeten we zijn ideeën verder ontwikkelen in het licht van het voor de nieuwe media kenmerkende concept van de database.

Jos de Mul. We're only in it for the money. in Joost Zwagerman (red). Groeten van Rottumerplaat. Het beslissende album volgens 100 en enige schrijvers. Speciaal nummer van Wah Wah. Literair poptijdschrift, nr. 10 (2008), 180-182.

Het moet eind 1969 bij Adje zijn geweest. Zijn volgestouwde zolderkamer bevatte talloze schatten: wierook die door zijn oudere broer uit een Hindoetempel in India was meegenomen (althans dat beweerde hij), een beduimeld exemplaar van The Doors of Perception van Aldous Huxley, de vloeistofprojector waarmee hij schoolfeesten voorzag van een doorschijnend vliesje mystiek, het underground magazine Aloha met de wonderlijke strips van Robert Crumb.

Ik was bijna veertien en Adjes zolderkamer was een schacht die toegang bood tot een heerlijke, maar ook wat beangstigende nieuwe wereld, ergens zwevend boven San Francisco, Amsterdam en India. Een wereld die niet alleen in kilometers gemeten, maar ook wat verbeeldingskracht betreft ver voorbij mijn horizon lag, maar die via mijn oren langzaam bezit van mij nam.

De eerste langspeelplaat die ik op aanraden van Adje kocht was Sgt. Pepper's Lonely Hearts Club Band van de Beatles en op mijn tienerkamer was het vooral de door sitarklanken omfloerste stem van George Harrison die me deed wegdromen:

Jos de Mul. Niet bang voor Big Brother. De Volkskrant. Het Betoog31 januari 2009, 
Overheden, bedrijven en andere organisaties verzamelen op grote schaal gegevens over ons en ontlenen daaraan  door middel van profiling en datamining allerlei betekenisvolle patronen. Dat is niet zonder gevaar. Als dat betekent dat je geen verzekering krijgt omdat je in een postcodegebied woont dat als te risicovol wordt beschouwd, of niet mag opstaan van je slimme matras omdat het risico op hartfalen te groot is, dan heb je inderdaad een probleem. In dat geval dreigt de technologie inderdaad onze autonomie te ondermijnen.

Jos de Mul. Radical romanticism in the age of the technological sublime. CaféPhilosophy. Sydney, April/May, 2009, 8-12.

In many, the word ‘romantic’ effortlessly evokes the cliché image of romantic lovers in moonlit forests and on tropical beaches. A cliché image that one might call sentimental or even pathetic, yet one that is, at a superficial glance, rather innocent. However, Rüdiger Safranski leads us to believe that romanticism is significantly less innocent than this cliché image seems to suggest. In his book Romantik: eine Deutsche Affäre, Safranski presents this movement, which emerged around 1800, with a generous touch of German self-hatred, as an explosive mixture of art, religion and politics, which brought European culture to the rim of a bottomless abyss (Safranski 2007). While the romantic desire for a better, congenial world of poets such as Novalis, Hölderlin and Schlegel can still be easily cast aside as rather innocent Schwärmerei, things went seriously awry, says Safranski, when later romanticists such as Marx, Wagner and Nietzsche primed themselves to truly realize this desire. From there, according to Safranski, it is only a small step towards Joseph Goebbels’ stählerne Romantik (stealed romanticism, quoted in Herf 1995, 87). The catastrophe that sprang from National Socialism appears to have brusquely awoken the Germans from their romantic glow. According to Safranski, the counterculture of the 1960s, so critical of the existing social structure, and ending in the terrorist violence of the Rote Armee Fraktion, teaches us that romantic desire is a lasting threat for the democratic culture that finds its roots in Enlightenment.

Romanticism, viewed as a form of counter-Enlightenment, indulging in irrationalism and nationalism, and ending in an orgy of violence. It is a popular narrative. Twenty years ago Alain Finkielkraut told a similar story in his La défaite de la pensée (Finkielkraut 1987). In the following I will defend an opposing interpretation. The calamities that Safranski mentions, which have tormented Europe over the last two centuries, to my mind should be ascribed to a lack of romanticism rather than to a surplus thereof. In an age and a country in which opinion-makers gladly refer back to the heritage of ‘Radical Enlightenment’ (Israel 2001) it is, therefore, worthwhile to shed light once more on the heritage of Radical Romanticism. 

Jos de Mul. Homo ludens 2.0. De Volkskrant, 27 november 2010. Het Vervolg, 9.

Nederland wordt steeds speelser. De Homo ludens van Johann Huizinga beleeft eennopmerkelijke revival in het tijdperk van Twitter en iPad. 

Je zou het door de dagelijkse onheilstijdingen over de economische crisis en de vermeende islamisering bijna over het hoofd zien, maar Nederland is in de afgelopen decennia steeds speelser geworden. Ons land staat daarin niet alleen. De mondiale 'ludificering van de cultuur' is het meest zichtbaar in de immense populariteit van computerspellen, die qua verkoop de speelfilm zijn voorbijgestreefd. De ludificering raakt echter de hele cultuur. In de hedendaagse 'experience economy' staat niet alleen de vrijetijdsbesteding – sport, funshopping, pretparkbezoek, talentenjachtprogramma's op tv - in het teken van het spel, ook serieuze zaken als werk dienen vooral 'fun' te zijn. De markteconomie had natuurlijk altijd al iets van een wedstrijd, maar de kredietcrisis heeft geleerd dat handel in het casinokapitalisme een verslavend gokspel is geworden. Spel is voor de huidige belevingseconomie even belangrijk als werk dat was voor de industriële economie.

Jos de Mul. Open cinema. Inventiviteit in digitale tijden. Dutch Directors Guild Gazet. Nr.1 (2011), 16-19.

Net als andere kunstvormen ondergaat ook de film een fundamentele transformatie door de digitalisering van de cultuur. Deze transformatie raakt niet alleen de film als kunstvorm, de specifieke cinematografische taal en esthetica die de film onderscheidt van andere kunstvormen, maar ook de film als cultureel instituut, dat wordt gekenmerkt door specifieke, historisch gegroeide wijzen van productie, distributie en receptie. De digitalisering betekent zowel voor de cinematografische kunstvorm als voor het instituut film een grote uitdaging, in de dubbele betekenis van dit woord. Enerzijds bedreigt de digitalisering de film zoals we die tot niet zo lang geleden hebben gekend, anderzijds biedt de digitalisering de film uiteenlopende nieuwe kansen.

Jos de Mul. Over loochenen. In: De titels van Montaigne. De Gids (Juli-Augustus-September 2007), 823-827.

Wij zijn onbekenden voor onszelf, wij mensen van de kennis, we kennen onszelf niet. … We blijven onszelf nu eenmaal noodzakelijkerwijze vreemd, we begrijpen onszelf niet, we moeten onszelf met een ander verwarren, voor ons luidt het motto in alle eeuwigheid: ‘Ieder is zichzelf de verste’ – voor onszelf zijn we geen ‘mensen van de kennis’.

Friedrich Nietzsche

Na het dagboek is het essay ongetwijfeld het meest persoonlijke literaire genre. Hoewel er nauwelijks een onderwerp valt te bedenken dat zich onttrekt aan de bespiegelingen van de essayist, is hij – tot voor kort meestal een hij - in laatste instantie toch vooral in zichzelf geïnteresseerd. Als andere zaken zijn belangstelling opwekken, dan is dat alleen omdat ze beloven iets interessants over hemzelf te onthullen. Niet het onderwerp is voor de essayist van belang, maar de gevoelens, gedachten en stijlfiguren die dit in hem oproept. Voor de essayist is de hele wereld een spiegel, waarin hij steeds opnieuw zijn eigen gelaat bestudeert. Meer dan enig ander onderwerp bestudeert hij zichzelf. Essayistiek is voor alles zelfonderzoek. En het genre dankt zijn populariteit niet in de laatste plaats aan de niets ontziende eerlijkheid waarmee de essayist zichzelf beschrijft. Althans, dat is de illusie die de schrijver mét zijn lezer koestert.

Geen enkele deugd wordt zo gewaardeerd als eerlijkheid. Maar geen deugd is ook zo zeldzaam als het spreken van de waarheid. Psychologisch onderzoek bevestigt ons bange vermoeden dat we voortdurend liegen. In een enkele jaren geleden uitgevoerd experiment vroeg de Amerikaanse psycholoog Robert Feldman zijn studenten gedurende tien minuten met een onbekende te spreken. De studenten wisten niet dat hun gesprek op video werd  opgenomen en na afloop werd hen gevraagd de video te bekijken en eerlijk te vertellen hoe vaak ze tijdens het gesprek hadden gelogen. In die tien minuten bleken de proefpersonen gemiddeld 2.9 onwaarheden te hebben verteld, variërend van ontwijkende smoesjes en lichte overdrijving tot regelrechte leugens. In een tien jaar eerder door David Knox en Caroline Schacht uitgevoerde enquête gaf 92% van de ondervraagden toe wel eens te liegen tegen zijn of haar partner. En dan dienen we ons natuurlijk af te vragen of die overige 8% de vraag wel eerlijk heeft beantwoord!

De bittere waarheid is dat iedereen liegt. Wat de frequentie van het liegen betreft doen mannen en vrouwen niet voor elkaar onder. Er zijn wel belangrijke verschillen. Waar mannen bijvoorbeeld geneigd zijn het aantal seksuele partners dat ze hebben gehad schromelijk te overdrijven, daar wenden vrouwen juist voor dat hun seksuele ervaring minder groot is dan deze in werkelijkheid is. Vrouwelijke proefpersonen aan wie werd verteld dat er tijdens het interview een leugendetector zou worden gebruikt - een wetenschappelijk leugentje ten behoeve van de waarheidsvinding, aangezien er in werkelijkheid een nepdetector werd gebruikt -, bleken gemiddeld tweemaal zoveel seksuele partners te rapporteren dan de vrouwen bij wie de ‘leugendetector’ niet werd ingezet. Nu zou men dat verschil kunnen wijten aan de heersende seksuele moraal, die een grote seksuele ervaring in het geval van de vrouw niet altijd als een verdienste ziet. Maar dat is niet de enige verklaring. Onderzoek wijst uit dat vrouwen op alle levensgebieden om een andere reden liegen als de man. Mannen liegen meestal om zich beter voor te doen dan ze in werkelijkheid zijn, vrouwen liegen daarentegen in het algemeen om hun gesprekspartners een beter gevoel te geven dan de feiten rechtvaardigen. In het paleis van de leugen bevindt het compliment zich op de eregalerij.

Liegen is van alle tijden en van alle culturen. Geen thema dat zo vaak opduikt in de verhalen die we elkaar vertellen als de leugen. Wie herkent zichzelf op die zeldzame momenten van zelfkennis niet in notoire leugenaars als Odysseus, Reinaert de Vos en Bill Clinton? De wereldgeschiedenis hangt letterlijk van leugens aan elkaar.  Cultuur kan men beschouwen als de institutionalisering van de leugen. Zonder leugens geen politiek, religie en zeker geen kunst! Maar zelfs de wetenschap is niet vrij van de leugen. Originaliteit blijkt niet zelden onopgemerkt plagiaat. En de statistische wetenschap  – ‘Gemiddeld heeft iedere Nederlander een varken’  - geldt niet ten onrechte als de leugen in de overtreffende trap. Vooral de taal is een uiterst leugenachtig fenomeen. Niet alleen omdat hij ons in staat stelt de wereld en onszelf anders voor te stellen dan ze in werkelijkheid zijn, maar ook omdat zelfs veel ‘ware’ uitspraken bij nader inzien vervalsingen van de werkelijkheid blijken te zijn. Hoe vaak verduisteren we bijvoorbeeld concrete zaken niet met algemene begrippen? We spreken voortdurend over ‘het’ atoom, ‘de’ economie’ en ‘de’ Marokkaan, terwijl er in werkelijkheid slechts talloze individuele en nimmer identieke atomen, economische transacties en personen zijn. Waarheden, zo merkt Nietzsche op, zijn leugens waarvan we het leugenachtige karakter vergeten zijn.

Nu zouden we de leugen te kort doen wanneer we hem primair als een cultureel fenomeen zouden beschouwen. Het liegen zit ingebakken in onze natuur. Gelukkig is liegen niet voorbehouden aan onze soort. Er zijn weinig planten en dieren te bedenken die niet op een of andere wijze gebruik maken van list en bedrog: van de bloem die de geurstoffen van vrouwelijke insecten nabootst om de mannetjes te lokken en de wandelende tak die valselijk voorgeeft deel van een boom te zijn tot aan de chimpansee die zijn soortgenoten met vreugdekreten weglokt van de vindplaats van voedsel met als doel het allemaal voor zichzelf te houden. In het rijk van de natuur regeert de leugen. Leven, zo zou een kernachtige definitie kunnen luiden, is liegen.

Vanuit een evolutionair perspectief bekeken is dat overigens niet vreemd. De leugen is allerminst een pathologisch verschijnsel, maar een uiterst voordelige eigenschap in de strijd om het bestaan. Wie de ander van de schaarse voedselbronnen weet weg te lokken, zich door vleierijen de bescherming van de Alfaman weet te verzekeren of door roddels zijn rivalen tegen elkaar uitspeelt, die zal zich beter kunnen handhaven in de ratrace van het leven dan de onnozele hals die de waarheid spreekt. Voor dergelijke sloebers heeft de natuurlijke selectie weinig goeds in petto! Om succesvol te zijn, dient de leugenaar er wel voor te zorgen dat leugens en bedrog niet worden ontdekt. Want de leugen werkt alleen als hij niet als zodanig wordt herkend. Wie goed weet te liegen, zo toont een andere studie van de eerder genoemde Feldman aan, kan bogen op een grotere populariteit binnen zijn familie en vriendenkring dan de notoire waarheidspreker. Maar wee degene die betrapt wordt op een leugen! Niets is zo krenkend in ons leven dan als leugenaar ontmaskerd te worden. Daarom is er in de loop van de evolutie ook geen enkel ander vermogen zo ontwikkeld en verfijnd als de kunst van het liegen. Het is vooral zaak de leugen goed te doseren. Wat de pathologische leugenaar onderscheidt van de gezonde leugenaar, is niet zozeer de aard van zijn leugens, maar de frequentie ervan. Wie te vaak of te opvallend liegt, loopt vroeg of laat tegen de lamp. Het gaat erom de delicate balans te vinden tussen waarheid en leugen.

De kunst van het liegen wordt al te vaak onderschat. De ongeoefende leugenaar verraadt zich al snel door lichaamstaal of tegenstrijdigheden. Gelukkig schiet de moderne technologie hem hier te hulp. De populariteit van de telefoon zou er wel eens in gelegen kunnen zijn dat hij het ideale instrument is om te liegen. Anders dan in het face to face gesprek kan de telefonerende leugenaar zich niet verraden door zijn lichaamstaal en anders dan de brief of de e-mail laat het telefoongesprek geen sporen na. En wanneer het web van leugens zich om de leugenaar begint te sluiten, kan hij nog altijd een Second Life beginnen op het Internet. Wie goed kijkt, ziet dat zich achter vrijwel iedere technologie de wil tot liegen verbergt. Wat is bijvoorbeeld de stealth technology die een gevechtsvliegtuig onzichtbaar maakt voor de vijandelijke radar anders dan een technologische leugen?

We liegen over alles en tegenover iedereen. De meest paradoxale gestalte in het paleis van de leugen is zonder twijfel het zelfbedrog, het unieke vermogen van de mens zichzelf voor de gek te houden. Terwijl we voortdurend klaar staan anderen van leugens te betichten (en het daarbij meestal bij het rechte eind hebben), zijn we opmerkelijk blind voor onze eigen leugenachtigheid. Niets is zo leugenachtig als onze eigendunk. Voortdurend stellen we onszelf mooier voor dan we in werkelijkheid zijn. Kunnen we bij de neiging van de mens zich superieur te wanen aan het dier de nodige kanttekeningen plaatsen, wat het vermogen tot zelfbedrog betreft verheft de mens zich echter inderdaad ver boven het dier. Dat hangt natuurlijk samen met het feit dat men voor zelfbedrog om te beginnen over een zelf dient te beschikken. Met het zelf doet de zelfoverschatting zijn intrede in de natuur. Hubris is de stof waarvan de menselijke geschiedenis is geweven.

Sigmund Freud heeft in zijn werk als geen ander gewezen op het fundamentele karakter en de omvang van ons zelfbedrog. In het bewustzijn heerst de Verleugnung, de ware motieven van ons handelen en de pijnlijke inzichten omtrent onszelf huizen in ons onbewuste. De krenking van de menselijke eigendunk die de psychoanalyse heeft bewerkstelligd, zou wel eens één van de belangrijkste redenen kunnen zijn voor de felheid waarmee zij van meet af aan is bestreden. In zijn in 2004 gepubliceerde boek Why We Lie: The Evolutionary Roots of Deception and the Unconscious Mind  betoogt de filosoof David Livingson Smith dat recente ontwikkelingen in de cognitieve neurowetenschappen nopen tot een fundamentele herwaardering van Freuds werk. Ons brein  blijkt uit vele modulen te bestaan en onderzoek leert dat de modulen die verantwoordelijk zijn voor onze kennis van de wereld en van onszelf niet samenvallen met de module die verantwoordelijk is voor ons (zelf)bewustzijn. Van het grootste deel van ons denken zijn we ons niet bewust.

Deze inzichten staan op gespannen voet met de cartesiaanse traditie waarop onze huis-tuin-en-keukenpsychologie is gebaseerd. Volgens Descartes  is ons denken volkomen transparant en verschaft deze introspectie ons de meest zekere, ja zelfs principieel onbetwijfelbare kennis.  Bovendien is hij van mening dat ons bewustzijn onze handelingen stuurt. Dat idee nu lijkt de moeder van alle zelfbedrog. In werkelijkheid, zo merkt Schopenhauer in het begin van de negentiende eeuw op, is het bewustzijn veeleer een klein lichtje dat de wil tot leven zichzelf ontsteekt om een deel van zijn eigen activiteiten gade te slaan. Het zou echter een illusie zijn te menen dat dit lichtje onze driften en strevingen stuurt. Een beroemd experiment uit de jaren zeventig van neurowetenschapper Benjamin Libet lijkt Schopenhauers idee te bevestigen. Hij vroeg proefpersonen een knop in te drukken op door hen zelf bepaalde momenten. Bij meting van de hersenactiviteiten gedurende het experiment bleek dat de hersenen de handeling al begonnen uit te voeren vóórdat de beslissing daartoe in het bewustzijn werd genomen.

Evolutionair bezien lijkt het vermogen tot zelfbedrog een merkwaardige anomalie.  Terwijl het evident is dat het bedriegen van anderen in ons eigen voordeel kan werken, lijkt zelfbedrog toch eerder schadelijk voor onszelf te zijn. De bioloog Robert Trivers  heeft  enkele decennia geleden een oplossing bedacht voor dit prangende ‘Pinoccio probleem’. Volgens Trivers ligt het evolutionaire voordeel van zelfbedrog erin dat het maakt dat we des te overtuigender tegen anderen kunnen liegen. Wie in zijn eigen leugens gelooft, zal ook de ander sneller weten te overtuigen van de waarheid ervan. Zelfbedrog maakt ons tot oprechte veinzers.

Dit alles lijkt slecht nieuws voor de essayist, de grootmeester van het zelfbedrog. Na het dagboek is het essay zonder twijfel het meest leugenachtige literaire genre. Hoewel er nauwelijks een onderwerp valt te bedenken dat zich onttrekt aan de bespiegelingen van de essayist, wil hij in laatste instantie toch vooral zichzelf bedriegen. Hij mag belangstelling veinzen voor zaken buiten hem, maar dat is dan toch vooral omdat ze hem beloven een onaangename waarheid over zichzelf te verhullen. Niet het onderwerp is voor de essayist uiteindelijk van belang, maar de gevoelens, gedachten en stijlfiguren die zich tussen hem en zijn lezer - niet in de laatste plaats de lezer die hij zelf is - nestelen. Voor de essayist vormt alles een aanleiding voor een nieuwe daad van zelfverloochening. Essayistiek is voor alles zelfbedrog. En het genre dankt zijn populariteit niet in de laatste plaats aan de niets ontziende veinzerij waarmee de essayist zichzelf beschrijft. Gelukkig kan hij zich troosten met de gedachte dat ook déze waarheid slechts een veile leugen is.

Sanur / Molenhoek, mei 2007

Jos de Mul. Ze begrijpt me. Hoe nieuwe robots ons leven gaan raken. Trouw, 3 december, 2011, Letter en Geest, 1-3.

"Mijn machine maakt mogelijk wat nu nog niet kan", schreef Karel van het Reve in 1983, aan de vooravond van de digitale revolutie.Hoe staan we er anno 2011 voor? De Rotterdamse filosoof Jos de Mul Ziet nu al ongekende mogelijkheden voor robots en er kan nog veel meer. Alleen: een machine die mijn gevoelens doorgrondt en van wie ik ga houden, is dat wel wenselijk?

Ze praat, lacht en wandelt, weegt 43 kilo en is 1,58m lang. De Japanse humanoide robot, ontworpen door Kazuhito Yokoi, luistert naar de naam HRP-4C,alias Miim. Afhankelijk van de gebruikte software kan ze ook dansen of zingen:verder functioneert Miim prima als mannequin die op de catwalk bruidskleding showt.

News

This website is currently under (re)construction

Due to the transition to Joomla 5 and the JA Teline V Magazine template, this website is under construction for the time being. The more than a thousand items relating to my publications, lectures and media appearances can all still be consulted, but for some (mostly older) items, text, images and/or audiovisual clips still have to be re-added or added. For details about the structure of this website and the use of the new database and search engine, click the READ MORE button.

Nieuwe druk Kunstmatig van Nature: juni 2024.

Vanaf de derde druk verschijnt Kunstmatig van nature. Onderweg naar Homo sapiens 3.0 bij Uitgeverij Boom. Delen van dit boek behoren tot de VWO eindexamenstof Filosofie  2024 t/m 2028, die de vraag naar de mens in relatie tot wetenschap en techniek als thema heeft.

Just published

Book of the day

Search this website

Contact information